Ingeborg

Tekstschrijver. Twee zoons, twee dochters, twee honden, twee poezen en één man!

Homepage: http://www.ipscript.nl


Berichten door Ingeborg

Kerst

boerenkool1In mijn jeugd ging het kerstgebeuren gepaard met twee prangende vragen. De eerste draaide om mijn vader. De beste man heeft een afwijkend levensritme: hij gaat pas ’s ochtends om half 6 naar bed en neemt vervolgens tot diep in de middag geen deel aan het gezinsleven. Best zuur om zo’n nachtdier dan op kerstochtend uit zijn hol te bonjouren. Maar daar hadden mijn zusje en ik geen boodschap aan. Over de herrie van onze knorrende magen heen brulden we met gepast enthousiasme dat het ontbijt geserveerd werd. En hij kwam. Natuurlijk. Horde één was genomen.

Wat zich de uren daarna afspeelde, weet ik niet meer. Zelf lag ik ongetwijfeld ergens in huis zwaar misselijk te bekomen van alles wat ik naar binnen had gepropt. Mijn zusje heeft een bescheidener eetpatroon, maar ik verwacht dat ook zij zich niets speciaals kan herinneren. Misschien keek ze naar de kerstboom die mijn moeder op de laatste nipper het huis in sleepte. Altijd een tweedehands exemplaar, gratis en voor niets opgehaald bij de school waar mijn moeder juf was. Lekker voordelig, maar geen bijdrage aan de reinheid van ons huis: de naalden die tijdens het vervoer nog niet waren uitgevallen, storten zich jubelend op de grond zodra het acclimatiseringsproces was doorlopen. Mijn moeder hád de uren tot het kerstdiner kunnen vullen met naaldenraperij, maar deed dat zeker niet. En mijn vader lag in bed. Voor deel twee van zijn nachtrust.

Zodra we hem boven ons hoorden stommelen, zo rond een uur of drie, rees de tweede, jaarlijks terugkerende vraag: wat staat er vanavond op het menu? Veiligheidshalve namen we nooit voorzorgsmaatregelen. Niemand stortte zich op het verzamelen van recepten of haalde interessante voedingsproducten in huis. De twee dochters – en ik moet toegeven dat ik er daar één van was – lustten namelijk niets. En dat hebben ze van hun vader. Waarmee er slechts één persoon, de vrouw des huizes, recht zou doen aan een uitdagend diner. En laat mijn moeder nu een voorkeur hebben voor hypergezond, half rauw voedsel waar geen weldenkend mens een feestelijke dag mee wil opluisteren. Dus wat doe je dan? Dan zet je een trog vol boerenkool op tafel. Vrolijk kerstfeest!

Eekhoorn naar stoplicht

EekhoornDe taakverdeling is helder: ik manoeuvreer de auto richting Dukenburg, dochter Maartje onderhoudt vanaf de bijrijdersstoel het contact met haar vriend. Ook over het doel van de rit bestaat bij geen van de betrokken partijen onduidelijkheid: schoonzoon Shayan moet vanaf zijn werk getransporteerd worden naar onze achtertuin.

De relatief eenvoudige missie blijkt echter toch te hoog gegrepen, terwijl we alle drie minstens een havo-diploma hebben. Shayan belt door dat hij onderweg is naar ‘de stoplichten rechts’. Mijn dochter merkt droog op dat er bij de Dukenburg nogal wat stoplichten zijn, een nadere plaatsbepaling is dus welkom. Mijn schoonzoon snapt het probleem niet: gewoon bij de eerste stoplichten rechts. Einde gesprek.
Maartje en ik zoeken lukraak een Dukenburgs stoplicht uit en parkeren de auto op een goed bereikbaar plekje, waar we bovendien de hele rotonde kunnen overzien. Geen Shayan te bekennen. Toch maar weer even telefonisch contact.

Na wat goedmoedige uitspraken over mensen die het verstand van een eekhoorn lijken te hebben – op internet is te vinden dat die beestjes heel niet dom zijn, maar ik geloof dat degene die de uitspraak deed een andere invalshoek had – meldt Maartje dat we tegenover De Hypotheker staan. Shayan niet. Hij staat ergens anders. Namelijk waar we afgesproken hebben: bij de stoplichten rechts. En hij weet niet waar De Hypotheker zit, dus met die plaatsbepaling kan hij niets. Einde gesprek.

Maartje en ik zoeven de raampjes naar beneden en grinniken wat om de eekhoorn die zich nu ineens bij ons heeft gevoegd. Shayan heeft meer tegenwoordigheid van geest en stelt zich opnieuw met ons in verbinding. Tijdens de radiostilte heeft hij uitgedokterd dat zijn liefje en schoonmoeder bij het Takenhofplein staan, terwijl hij al bij ‘die weg van Vera’ is. Oké, daar kunnen we wat mee. En wat kan het leven mooi zijn: waar Vera woont, is maar één stoplicht te vinden. Raampjes omhoog, airco aan, eekhoorn in de riemen en daar gaan we: vol gas richting ‘bij de stoplichten rechts’.

Lange apen

Pescara - Maart en TomWe zouden er met zijn drietjes een paar dagen tussenuit gaan: Kind2, Kind4 en ik. Omdat Maartje en Tom onpasselijk worden van kunst en cultuur drongen ze aan op het thema zon en zee. Zelf voegde ik daar schielijk nog een derde z aan toe, die van zuinig. Lang leve internet, alhoewel: de bestemmingen waar je voor een paar tientjes naartoe kunt, vallen allemaal in de categorie ‘nooit van gehoord’ en vergen dus toch nog heel wat diepteonderzoek. Zo konden we naar Lappeenrantra, wat niet in India bleek te liggen maar in Finland, waarmee de kansen op strandweer zo’n beetje nihil werden. Een andere optie was Knock West waar je vast heel veilig bent, maar vóór je het weet word je daar – al dan niet per ongeluk – toch bewusteloos geslagen en ben je het lijdend voorwerp van een tocht tegen zinloos geweld. Laat maar zitten.

En toen was daar Pescara: halverwege Italië (zon), aan de Adriatische kust (zee) en kiloknaller bij RyanAir (zuinig). De stad werd in 1968 voor het laatst bezocht door buitenstaanders: mijn ouders waren er tijdens hun eerste buitenlandse reis, maar hebben dat om onduidelijke redenen altijd stil gehouden voor hun nageslacht. In de 46 jaren die daarna verstreken, leidden de Pescaranen een anoniem bestaan in de toeristische kantlijn. Tot ineens die Nederlandse delegatie van drie arriveerde. De voltallige lokale bevolking – ruim 120.000 mensen – was hartelijk, behulpzaam en bijzonder praatziek. Dat laatste had overigens geen enkele zin, want ik spreek alles bij elkaar twintig woorden Italiaans waarvan en tien Spaans zijn en Maartje en Tom komen niet verder dan pizza, pasta en Prego (met hoofdletter, want zo heet de pizzeria bij ons om de hoek).

Tijdens de gesprekken die geen gesprekken waren, viel ons één ding op: de gemiddelde Pescaraan is niet erg groot. Zelfs de grote Pescaraan is niet zo groot. Ze zijn eigenlijk allemaal gewoon heel klein. Dus al die Italiaanse nekjes bogen naar achteren als ze ons zagen aankomen. Om het eindpunt van die twee ‘best grote’ vrouwen en die enorme blonde mannenreus te zien, ongeveer 170 en 185 centimeter hoog in de lucht. We waren een doorlopende voorstelling, waar we ook kwamen. Ik snap dat wel hoor, ik kijk zelf ook graag aapjes, maar het voelt toch anders als je zelf de aap bent. Eenmaal terug op Hollandse bodem transformeerde onze verschijning naar ‘niets bijzonders’; gewoon een moeder met haar kinderen. Heerlijk, die onopvallende middelmatigheid!

Kwestie duif

Foto: Lotte Moester

Foto: Lotte Moester

Over de duif kun je allerhande gedachten hebben. Het beestje heeft bijvoorbeeld een lichaamsbouw waarin elke verhouding zoek is: een aandoenlijk klein koppie en een schaamachtig plomp lijf. Geen mens die zo’n combinatie ambieert. Daarbij komt dan nog het geluid dat het dier produceert; dat domme geroekoe zal geen hond – en geen mens – in vervoering brengen. Of je moet natuurlijk niet goed wijs zijn, dan ligt het anders. Bij nader inzien, kom ik duif-technisch niet verder dan die twee observeringen: lullig lijf, saaiheid ten top qua tekst. En och, wat zal ik mijn spaarzame tijd ook besteden aan een vogel die alleen in de kantlijn van mijn bestaan een rol speelt.

Voor mijn schoonmoeder blijkt dat anders te liggen. Zij heeft heel sterke gevoelens rond het onderwerp duif,  in het bijzonder over de kudde duiven op en rond haar huis. Ik stel me een knusse vogelfamilie voor: een papa-duif en mama-duif die hun schattige mini-duifjes met zorg onder hun plompe lijven warm houden en liefdevol toe-roekoeën. Af en toe piept een ongelooflijk lelijk hoofdje met schamele bedekking onder moeders veren uit om te kijken of de krop van vader al toe is aan het opbraken van wat voedsel. Bijzonder onfrisse gewoonte, maar dát is niet wat mijn schoonmoeder de duivenkudde kwalijk neemt.

Inderdaad: haar ‘sterke gevoelens’ zijn bepaald niet positief, ik schat in dat ze grenzen aan haat. Haar nijd laait al op in de vroege ochtend, als het eerste daglicht door de ramen van haar slaapkamer gluurt. Mijn schoonmoeder mag zich dan graag nog een laatste keer omdraaien, maar de familie Duif heeft daar geen boodschap aan. Het is licht, dus ze zijn wakker. En wie wakker is, zet de stembanden aan. En gaat wat vliegen om daarna met schraperige pootjes weer op de dakrand terug te keren. En laat die dakrand zich nu precies boven het hoofd van mijn schoonmoeder bevinden. Nou ja, de rest laat zich raden …

Veiligheidshalve vermijd ik ieder vogelonderwerp als ik mijn schoonmoeder spreek, maar ik moet daar binnenkort toch maar verandering in brengen. Ook wij hebben tegenwoordig namelijk een duivenkudde in de dakgoot. Bij ons zit die niet boven de slaapkamer, maar boven de auto. En duiven, dit wist ik niet, schijten zich volledig suf. Bij voorkeur buiten hun nest: poeperd over de rand en lozen maar. Op mijn motorkap, op mijn voorruit en mogelijk binnenkort ook op mijn kop. Tijd om een zelfhulpgroep op te richten: schoonmamsie, ik wil een spoedberaad!

Bob

Bob RossIk zat een tijdje geleden aan tafel met een professor die mij van alles zou vertellen over meditatietechnieken en hoe die kunnen helpen om prettiger te leven. Mijn aanwezigheid was puur professioneel: ik zat er slechts om na het gesprek een artikel te kunnen schrijven voor een medisch magazine. Mevrouw de professor nam haar taak serieus: ze voorzag me niet alleen van uitgebreide informatie, maar stelde ook een korte demonstratie voor, om iets meer gevoel bij het onderwerp te krijgen. Dus ik sloot braaf de oogjes, legde mijn handen rustig in mijn schoot en liet de meditatieve ontspanningsoefening over me heen komen.

De meditatiestem van de professor bracht mij al snel in een soort vegetatieve staat: een plant vertoont meer hersenactiviteit dan ik op dat moment. Later, toen ik weer bij zinnen was, realiseerde ik me dat dit me vaker is overkomen. En daar was geen meditatiespecialist bij betrokken. Nee, het was een Amerikaanse landschapsschilder – blank, maar mét afro – die het voor elkaar kreeg: de onvolprezen Bob Ross.

Bob presenteerde in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw The Joy of Painting, een tv-programma over schilderen. Bij toeval kwam ik op zijn kanaal terecht, zappend op zoek naar zinvolle tijdsbesteding. En toen viel ik dus in die stem: zacht, bedachtzaam, hoorbare ademhaling en dan het geluid van de kwasten op het doek. Zoiets. Werkt hypnotiserend, dus hoppa: een glazige blik in mijn ogen en de wereld verdween in een mist. Langer dan een half uurtje duurde deze heilzame ervaring nooit, want na 30 minuten had Bob wérkelijk niets meer te melden over de zoveelste boom, struik of wolk die hij voor zijn publiek geschilderd had. Hij verdween uit beeld en ik kwam weer met beide voeten op de grond, helemaal verkwikt.

Onze samenwerking kwam in 1995 abrupt tot een eind toen Bob op 52-jarige leeftijd werd geveld door maligne lymfoom. En pas nu lees ik op internet dat veel kijkers zijn programma gebruikten om te ontspannen. Bob wist dat en vond het niet erg. Ik ook niet.

Ráts!

Verscheurde rekeningHet was vorige week dinsdag. Die ochtend vielen er drie enveloppen van de firma Famed op de mat: tandartsrekeningen. En ik was er blij mee. De gemiddelde mens is niet enthousiast bij de ontvangst van facturen, maar in mijn geval was dat een tikje anders.

Een week eerder had ik namelijk de tandartsassistente aan de lijn. Ietwat besmuikt vertelde ze dat er nog drie rekeningen open stonden, eentje zelfs al sinds november vorig jaar. Famed, het bedrijf dat de betalingen voor onze tandarts regelt, zou een incassobureau gaan inschakelen om onze centen te incasseren. Ik hakkelde dat ik altijd heel erg georganiseerd ben, dat ik ook voldoende geld op mijn rekening heb om te betalen, dat ik al die rekeningen nooit ontvangen heb … Terwijl ik dat zei, voelde ik de twijfel van de tandartsassistente: keer op keer, herinnering op herinnering niet ontvangen? Niet erg geloofwaardig. Ze dacht het vast, maar ze zei het niet, de schat.  ‘Bel maar even met Famed om het uit te zoeken’, was haar advies.

Daar zit je dan met je goede fatsoen: een betalingsachterstand rijker, de eerste in mijn leven. En dan niet één, maar meteen drie tegelijk! Voelt niet fijn. Meteen bellen dus, voor ik eraan onderdoor ging. Gelukkig was het Famed-meisje dat me te woord stond, alleraardigst. Ze zou een kopie van de facturen maken en me die nogmaals toesturen. Als ik die netjes binnen twee weken betaalde, was er niets aan de hand. En dus lag ik dagenlang bij de voordeur op wacht, als een hongerige hond. Op dinsdag was het zover: alle drie de facturen hadden nu dan wél onze brievenbus weten te bereiken. Raadselachtig waarom dat maandenlang niet goed was gegaan.

Nou, dat mysterie werd in een fractie van een seconde opgelost. Nog vóór ik de enveloppen kon openmaken, schepte manlief ze  van tafel, rolde met zijn ogen en zuchtte luidruchtig: ‘Alweer?!? Ze blijven die handel maar sturen!’ en scheurde ze alle drie doormidden. Ráts! Een vis op het droge moet zich ongeveer zo voelen als ik me voelde: zo verbaasd en paniekerig dat de ogen ervan uitpuilen en de mond openzakt tot onvermoede diepte. Heel traag verplaatste mijn blik zich van het tafelblad – waar niets meer lag – naar het restje papier in de handen van mijn man. ‘Dat zijn tandartsrekeningen’, wist ik er nog net uit te persen. ‘Oh, ik dacht dat het reclamedrukwerk was; verscheur ik altijd meteen.’

Bult

AbcesDe huisarts bij wie ik me op zaterdagochtend op het spreekuur meldt, is snel met me klaar. Ze voelt wat aan de keiharde aardappel die onder mijn kaak hangt, tuurt naar de kleinere bult onder mijn tong en komt dan met de verlossende woorden ‘Ik weet het niet’ en verwijst me een loketje verder, naar de tandarts op hetzelfde spoedplein. Zijn spreekuur zit er net op, vertelt de receptioniste, maar vanavond om half 6 ben ik de eerste. Toch nog iets om dankbaar voor te zijn.

Uiteindelijk ben ik niet de eerste en blijken mijn klachten ook voor de tandarts te raadselachtig: hij weet het niet. Ik voel de volgende doorverwijzing aankomen en ja hoor: beter even laten zien aan de kaakchirurg. Maar – oh, gelukkig, er is een ‘maar’- mijn eigen tandarts moet die verwijzing regelen. ‘En de pijn dan? Kunt u daar iets aan doen?’ Nee mevrouw, even doorbijten, over twee nachtjes slapen is het al maandag. Ik vind het gebruik van het woord ‘al’ wat optimistisch, maar inderdaad, het wordt uiteindelijk maandag.

Mijn eigen tandarts perst me in zijn ochtendspreekuur en buigt zich vol interesse over aardappel en bult. Het zou me hooglijk verbazen als hij zou uitroepen ‘Oh, ik zie het al!’. En dat doet hij dan ook niet. Want: hij weet het niet.

Weer een dag later – geen probleem hoor, laat mij maar sukkelen met die pijn – zit ik bij de kaakchirurg. Hij herhaalt wat al die anderen voor hem deden: kijken, voelen, drukken, foto’s maken en concludeert daarna eensgezind: ‘Ik weet het niet.’ Aangezien hij bovenaan in de pikorde staat – er is geen vergrotende trap van de kaakchirurg – zoekt hij de oplossing in de techniek: veiligheidshalve toch maar even een MRI laten maken, om kwaadaardigheid uit te sluiten. Hij drukt me op het hart om daar niet van te gaan wakker liggen, want niets wijst op kanker, maar zekerheid is er pas na die scan. Eenmaal thuis weet ik niet hoe snel ik de kosten van een MRI moet opzoeken. Die kosten zijn namelijk – aan mijn geluk komt geen eind – geheel voor eigen rekening; dat krijg je als je kiest voor een maximaal eigen risico. Komt-ie: gemiddeld 600 euro. Leuk! Fijn!

Door al dat gevoel en geknijp door medische lieden is de aardappel al een maatje kleiner geworden. En voelen en knijpen kan ik zelf ook heel goed. Zo’n zelf uitgevoerde bultmassage is bovendien gratis. En blijkt heilzaam: de keiharde aardappel verandert heel langzaam in een tuinboon. Dan in een bruine boon. En vervolgens in een erwt. Om uiteindelijk te schitteren door afwezigheid, net als zijn collega-bult in mijn mond. Besparing: 600 euro, want die MRI, die maken ze maar van een ander.

Budgetteren

e-smokerIk heb geen flauw benul van de prijs van boter, kaas en eieren. Zolang bruin het trekt en mijn maag schreeuwt, schaf ik gewoon aan. Dit zou ons tot de bedelstaf kunnen brengen, maar gelukkig is daar mijn man: Ben weet van wanten op het gebied van budgettering en wint terug wat ik achteloos verbras.

Zo is bijvoorbeeld onze rookverslaving duidelijk minder begrotelijk geworden.  Niet omdat we zijn gestopt – dat is een volgende fase – maar omdat we zijn overgestapt op e-smokers. Je loopt of zit volkomen voor lul met dit elektronische staaltje vernuft, maar het scheelt wel in de kosten. De vloeistofampullen  – mét nicotine, maar zonder teer en andere rommel – zijn een stuk goedkoper dan tabaksbladeren in welke vorm dan ook . Maar voor de echte centennaaier loopt de besparing nog verder op. Ben behoort tot die categorie en schrikt daarom niet terug voor een staaltje huisvlijt. Dat werkt zo: in de rookpijpjes zit een soort watje dat de vloeibare nicotine omhoog moet zuigen, richting luchtpijp. Dat wattenschijfje moet af en toe vervangen worden. Je kunt via internet voor een paar euro een zak vol bestellen, maar manlief houdt dat geld liever in zijn zak. En dat kan, als je bereid bent de wattenconstructie zelf te vervaardigen. Dat valt niet mee, heb ik gezien. Ik had de benodigde onderdeeltjes binnen een paar seconden al in een vlaag van woede door de kamer gemept, maar Ben heeft een engelengeduld en weet inmiddels van de hoed en de rand. Weer een paar euro winst.

Op dat moment verschijn ik weer in beeld. Om de uitgespaarde centen op een passende manier uit te geven, bij voorkeur tijdens de uitverkoop. En eigenlijk ben je dan ook bezig met geld verdienen. Vijftig procent korting, zestig procent korting en als je maar lang genoeg wacht zelfs zeventig procent … Wat bespaar ik daarmee een geld! Wekenlang liggen de kansen om te verdienen gewoon op straat. En daar ben ik dus te vinden: in de vele winkelharten die ons land rijk is, opgejaagd door koopdrift en met dollartekens in de ogen. Sorry daarvoor.

Miep

MiepOp zijn dooie akkertje, maar ook wat weifelachtig, drentelt een oudere heer in de driehoek tussen brood, kaas en kassa. Dan doemt vanuit ‘de vleeswaren’ traag een licht-gekromde dame op. Ze legt haar rimpelige, dooraderde hand op de onderarm van meneer en begint in zijn mandje te rommelen. Zijn vrouw, denk ik nog.

Mevrouw kijkt welwillend op uit het mandje: ‘U heeft al spekjes’, constateert ze enthousiast. ‘Waarom maakt u geen zuurkool vanavond? Of boerenkool, ook lekker!’ Meneer probeert aan haar greep en bemoeienis te ontkomen; niet vreemd: hij eet zo te zien al ruim 80 jaar en lijkt ze alle vijf nog prima op een rijtje te hebben. ‘Spekjes zijn ook lekker in erwtensoep’, kraait zijn adviseuse geestdriftig. Triest hoe vindingrijk een mens moet worden als de eenzaamheid om de hoek komt kijken. Haar gratis advies aan supermarktbezoekers is nog maar de aftrap, stel ik me zo voor.

Straks, na een kopje koffie aan haar stille keukentafel, gaat ze wat moedeloos de galerij op, even de boel aanvegen. Niet dat er rommel ligt, maar je weet nooit wie je treft. Achter de vitrages zie je de schichtige gezichten van andere flatbewoners: ‘Laten we nog maar even wachten, Miep ligt weer op de loer.’ In arren moede verlegt Miep haar terrein dan maar: ze trekt haar jas wat dichter om zich heen en scharrelt richting lift, naar buiten. Onder het flatgebouw staat altijd wel een groepje opgeschoten jeugd dat wat coaching nodig heeft. Ze verordonneert hen om niet voor de ingang van de winkel te gaan staan, moppert over achteloos weggegooide peuken en vertrekt met de woorden dat het vroeger toch echt heel anders ging. De pubers kijken haar na deze opvoedings- en geschiedenislessen verbouwereerd na en stoppen nog een stuk chocola in hun mond.

Miep pulkt de rest van de dag aan het Perzische kleedje op de salontafel. Eindeloze leegheid, dat is haar leven geworden. Haar slachtoffer van die ochtend koos uiteindelijk voor stamppot andijvie, heerlijk bij spekjes.

Baard

Een filosofisch moment overviel mij laatst. Gebeurt zelden en dat is maar goed ook, want mijn diepe overpeinzingen gaan vaste prik over volledig onnutte zaken. Joost mag ook weten hoe ik in die intellectuele mallemolen terechtkom. Het voelt als een soort overval op mijn brein, dat zich dan – en ik benadruk: geheel buiten mijn wil om – bijvoorbeeld ineens afvraagt wat ik met wortel en tak zou willen uitroeien. Met wortel en tak: hoe kom ik erop?!? Ik gebruik dat spreekwoord nooit. Het past ook niet bij me: ik ben veel te gemakzuchtig van aard om iets – wat dan ook – actief ten gronde te willen richten om er alsjeblieft nooit meer last van te hebben.

Maar goed, gedachten gaan af en toe hun eigen gang, dus ik filosofeerde voort. Volkerenmoord, dat zou ik wel met wortel en tak willen uitroeien. En discriminatie. Armoede, ook een goeie. Niet echt originele uitroei-wensen dus, en niet haalbaar bovendien. Ik hoopte met die constatering mijn filosofische moment te kunnen afsluiten om over te gaan tot de orde van de dag, maar helaas: daar is ‘de baard’.
Ja: als er nou íets is wat ik met wortel en tak zou willen uitroeien, dan is het de baard. In het bijzonder de baard op de jonge kin. Wat bezielt een achttienjarige om daar een dot haar te tolereren of de groei daarvan zelfs toe te juichen? Waarom zou een prille twintiger zich willen vermommen als een oude man die elke hoop op wat dan ook heeft opgegeven. Zou er, vraag ik me onmiddellijk af, een afschuwelijke oorlogswond onder die stugge begroeiing zitten? Of korsterige, etterende puisten? Is een deel van het gezicht weggeslagen bij een afgrijslijk auto-ongeluk? Ook mogelijk: de jonge man heeft in zijn vroegste jeugd een pan frituurvet over kin en hals uitgestort. Die baardenmannen hebben een punt. Voor alle andere heren: het haar op de schedel volstaat. En zit daar geen haar, dan is het ook goed. Geen schurende aanstellerij aan het gezicht hangen: veel mooier!