Ingeborg

Tekstschrijver. Twee zoons, twee dochters, twee honden, twee poezen en één man!

Homepage: http://www.ipscript.nl


Berichten door Ingeborg

Wijkmediadag 2012 Nijmegen

Zaterdagochtend 14 april: de wijkmediadag in Nijmegen. Ik mocht een workshop geven over trends in social medialand. Filmer Tim Hendriks heb ik niet gezien, maar hij mij wel. Je ziet me aan het eind van het filmpje in actie.

Tandje

Dti is dus (helaas, helaas) uitdrukkelijk NIET mijn mond.

In mijn streven naar perfectie stel ik zo mijn prioriteiten. De bilpartij, reeds vaak beschreven en nimmer in positieve zin, keer ik andermaal de rug toe. Welzeker: die kont kan, laat ik zeggen, anders, maar een dergelijke operatie is welhaast onhaalbaar. Het overschot aan spek is dermate groot, dat ik mijn pijlen liever richt op andere, minder arbeidsintensieve uitdagingen. Wel nu, het laatste project was ‘de snijtand’. Niemand heeft het ooit gezien (U wel? Meld u dan zeker!), maar van de vier snijtanden die de gemiddelde mens in zijn bovenkaak rijk is, stond mijn rechtsbuiten wat verlegen naar achteren. Omdat mijn kaak, in tegenstelling tot mijn kont, toch al geen ruime omvang heeft, vond ik het optische effect van het verscholen snijdertje enorm storend. Zo enorm dat ik er jaren gewoon mee heb doorgeleefd. Tot ik bedacht hoe sexy een beugel kan staan bij de ouder wordende vrouw. De tandarts stampte als een olifant door mijn porceleinen leeftijdsprobleempje, besteedde geen enkel woord aan de erotische meerwaarde van een strook ijzer in de mond, maar stelde onmiddellijk voor een plakkaat cement op het verscholen snijdertje te smeren, waardoor hij in één klap keurig in lijn zou lijken te staan met zijn collega’s. Zo wordt dan in 20 minuten een droom om zeep geholpen en een nieuwe werkelijkheid geschapen. Ik denk dat het een compliment is dat niemand er iets van ziet?

De schaamte voorbij

Frustratie spuien

‘Ja, ik ben toch echt geen trut … Of wel soms? Nee, dat dacht ik toch ook! Maar wat die jeugd van tegenwoordig allemaal klaarspeelt, ik kan er met m’n hoofd echt niet bij. Had jij het vroeger in je hoofd gehaald om de cellofaantjes die om een tampon zitten vrijelijk te laten slingeren? En dat je vader dan even later de badkamer instapte en wist dat je ongesteld was? Nee toch? Dat dacht ik! Nou hier liggen die plasticjes open en bloot hoor. Ik gooi ze tegenwoordig zelf maar weg. Wat? Nee, ik heb die meiden al zo vaak gevraagd om die handeling zelf te verrichten, maar ze vergeten het gewoon. Kan ze niks schelen. Bovendien: er zijn erger zaken, zeggen ze. En dat klopt. In diezelfde badkamer. Mijn zoons laten hun boxershorts gewoon slingeren. De badrand hangt vol met gebruikte exemplaren. Sommige vallen eraf en dan stappen we daar gewoon overheen. Of erin! Dat wil je toch niet geloven?!? Je gelooft het wel? Maar dit dan – en dan moet ik weer even terug naar die maandelijkse periode – rondslingerende onderbroeken met het maandverband er nog in? Dan ben je toch volledig de weg van fatsoen en hygiëne kwijt? Je wordt er onpasselijk van? Wat dacht je van mij?!?’

Tuut … tuut … tuut …

Gratis af te halen: beslakte drol

Naaktslak zonder drol (er zijn grenzen tenslotte)

Ik heb een slak gevonden. Een naaktslak. Op een drol. Gisteren al, maar ik krijg het beeld maar niet uit m’n hoofd. Qua kleurstelling was het zo gek nog niet. De oranje-bruine slak was erg ton-sur-ton op de donkerbruine drol. Voor mijn ongeoefende oog straalden ze ook eenzelfde soort, ja, wat is een passend woord, een zelfde soort … oppervlakte uit. De slak wat nattig en glibberig en de drol duidelijk recent geproduceerd door een hond met een gemakkelijke stoelgang: zacht, smeuiig en (dus) goed op kleur.

Maar wat bezielt een slakt, naakt of gekleed, om over een drol heen te glibberen? Een slak zal toch ook een neus hebben? En midden in de natuur hoeft hij toch geen genoegen te nemen met restafval? Je gaat toch geen stront vreten als er genoeg andere voedingsmiddelen te vinden zijn? Of is dat een te menselijke benadering van de beslakte drol? Deelt de strontvlieg zijn voorliefde voor poep met de naaktslak? En is de wetenschap daar al van op de hoogte? Is er überhaupt iemand die dat durft te onderzoeken? Wil die persoon dan drol en slak komen ophalen? Ze liggen gebroederlijk samen op de bult waar ik stokken wil gooien naar mijn honden. En ik ben zo bang dat ik straks een bestront lijk in het profiel van mijn wandelschoenen heb.

Een mooi stel

Nog vóór ik hem zie, hoor ik het plakkende geluid van zijn voetzolen tegen de binnenkant van zijn nep-leren slippers. Hij sloft met zijn lange lijf tevoorschijn uit het piepkleine slijterijtje van de plaatselijke supermarkt. Hij is groot. En grauw. Wat pafferig, zoals alcoholisten eruit zien. Om zijn enorme bier- en frikadellenbuik is een wit mouwloos t-shirt gespannen, waarop je de handjes van kinderarbeid nog bijna kunt zien. Om zijn benen slobbert de onvermijdelijke trainingsbroek. Meneer is de verpersoonlijking van het campingkostuum.

Hij schuift voor me de rij in, naast een soortgelijk exemplaar, maar dan van het vrouwelijk geslacht. Mevrouw heeft een eigenaardig lichaam en lijkt daar trots op te zijn. Ze draagt kleding die bepaalde lijfelijke facetten benadrukt en andere onderbelicht laat. De benen, waar weinig mis mee is, zijn bedekt met een legging. Daarover een model spijkerrokje dat in de jaren negentig in zwang was, maar ook toen al voor de meeste lijven geen enkele toegevoegde waarde had. Het topstuk bevindt zich echter tussen de afwezige taille en de gezellig meedeinende onderkin van de draagster: een hemdje met spaghettibandjes. De spanwijdte van het geval – toch zeker een maatje XL – is bij lange na niet voldoende om borsten en buik in toom te houden. Aan alle kanten puilen driftig lillende spekjes, rollen en lellen naar buiten. Mevrouw lijkt de hele dag bezig te zijn geweest om zichzelf bedekt te houden, overigens een voorbeeldig en wenselijk streven, en heeft daarbij over het hoofd gezien dat door al dat gepluk haar bustehouder – een weinig opwekkend modelletje – zich aan de rugzijde volledig heeft vrijgevochten.

De rij houdt gepaste en plaatsvervangend gegeneerde afstand van het ‘mooie stel’. Ik ook. Ik ben er stil van …

Het weer verkeert

Nachtelijk lijden in Trier

Toen we onze meivakantie planden rukten de winterstormen aan ons huis en sloeg buiten de sneeuw in onze gezichten. De lente leek oneindig ver weg, maar zou zeker warm en zonovergoten zijn. Dat heet toekomstverfraaiing, of gewoon naïeviteit. Hoe dan ook: we boekten geen huisje, maar een bungalowtent. Voor zes personen en een hond. In Trier, Duitsland.

Aan het begin van de lente, eind april, was het inderdaad warm. Eerlijk gezegd werd ik daar nogal zenuwachtig van. In Noord-Europa duurt mooi weer nooit lang, dus wat zou de eerste week van mei ons brengen? Ik raakte dwangmatig gekluisterd aan de site van onze vrienden van Weeronline en als beloning voor mijn vasthoudendheid bleven die maar melding maken van prachtig weer in Trier. En dan ga je juichen hè? En het is heel dom om dat te vroeg te doen. Of op basis van onvolledige informatie. Want ja: de dagtemperaturen waren prima, maar dat het ’s nachts maar net boven het nulpunt zou komen, daar had de selectieve lezer geen erg in.

Tot die lezer met man en kinderen horizontaal op haar vakantieadres lag. Onder één schamel dekentje. Per persoon, dat wel. Koud … koud! Die eerste nacht ging ik blijmoedig in met de woorden: ‘Ik vind het één doffe ellende!’.  

Maar na een nacht met al onze kleren aan, de capuchons van onze jassen over de oren getrokken en een bitter gevecht om de lichaamswarmte van hond Moos kwam de zon weer tevoorschijn. Elke dag opnieuw. Helaas bleef de nachtelijke kou zich ook herhalen. Mijn man en ik lepelden de nachten door, de twee dochters verkasten naar de auto, die ze, dicht op elkaar gepakt, makkelijker met hun eigen lichaamswarmte op temperatuur hielden dan de grote tent, en de jongens leden – met de hond tussen zich in – nacht na nacht in wakende, bibberende stilte. Het kan verkeren, maar een tent? Nie wieder!

Legergroene tranen om een broek

Het enthousiasme van een vrouw van dertien met een portemonnee vol met kledinggeld is niet te evenaren. Floor verlaat het pand dan ook in opperbeste stemming: op naar de hippe Nijmeegse middenstand! Een kleine twee uur later kwettert haar stem de tussenstand door via de mobiele lijn: “Ik heb een supervette, legergroene Chinobroek (huh?) gekocht bij Le Ballon. Hij is zo gaaf!”

Als ze later de oprit op komt rijden, rollen er enorme tranen over haar wangen. Floor huilt ‘dik’: de zeldzame keren dat er gehuild wordt, produceert ze uitzonderlijk grote druppels. Maar dat ter zijde.

Met dichtgeknepen, hikkend strotje vertelt ze dat ze haar benen wat rust had gegund na de oeverloze tocht door het zonnige centrum. Op een bankje bij de fietsenstalling aan het Keizer Karelplein: gezellig met haar broer, de aankoop aan haar voeten. Om vervolgens de tocht huiswaarts te aanvaarden. En inderdaad: zonder medeneming van de tas. Paniek!

Een in de stad achtergebleven vriend trof bij het bankje alleen nog een lege plek. Ik heb onmiddellijk met Le Ballon gebeld, om half acht op donderdagavond: spitsuur! Maar het meisje dat mijn telefoontje beantwoordde nam alle tijd. Ze zocht het etiketnummer op van de specifieke aankoop, lichtte haar collega’s in, zal een mailtje versturen naar andere vestigingen en vertelde me wat ze wél en niet kan doen als iemand de broek komt ‘ruilen’. Meisje had net zo goed kunnen zeggen dat ze hier ‘echt geen tijd voor had’ en me met het kluitje het riet kunnen insturen. Deed ze niet. En dat is dan het voordeel dat ieder nadeel schijnt te hebben: er zijn nog steeds genoeg mensen op de wereld die je willen helpen. Dat merkten we ook aan al die onbekenden die mijn twitterbericht retweeten. Alle zeilen werden bijgezet, in Nijmegen en ver daar buiten.

En vanmorgen, nog steeds vol vertrouwen dat de eerlijke vinder zich zou melden, krijg ik een telefoontje van Maaike, het winkelmeisje van gisteren. Of ik de tweet van haar baas al heb gezien? Le Ballon biedt Floor een gloednieuwe broek aan. Hij hangt apart, kan ze zo op komen halen. Mijn mond valt open, en gaat voorlopig niet meer dicht.

De eerlijke vinder is nog steeds van harte welkom, want dan kunnen wij Le Ballon schadeloos stellen voor dit staaltje ultieme klantgerichtheid!

Mevrouw H. en meneer J.

In december – de wereld is wit, de wind guur en de wegen glad – meldt mevrouw H. (41) zich bij de dokter. ‘Wilt u mij alsjeblieft vertellen dat mijn bloeddruk torenhoog is, en dat het cholesterol dat daarin rondzweeft de gezonde waarden ruimschoots overschrijdt?’ De dokter pompt tot twee keer toe de bloeddrukmeter volledig op, beide keren met bedroevend resultaat: aan de bloeddruk mankeert werkelijk niets; die is eerder te laag dan te hoog. Geen van beiden laat zich door deze onheilstijding uit het veld slaan: een dag later kan mevrouw bloed laten prikken, er is nog hoop. En hoop is er om de grond ingeslagen te worden, wat twee dagen later dan ook gebeurt. Cholesterol: om een puntje aan te zuigen. De dokter is teleurgesteld, mevrouw H. staat wat dubbel tegenover de uitkomst. En stopt dus voorlopig niet met roken.

Een aantal maanden later, als de natuur voorzichtig weer ontluikt, stapt meneer J. (44) naar de dokter  – overigens onafhankelijk van mevrouw H., want beide zijn elkaar vergeten. Meneer J. is wanhopig op zoek naar een stok achter dokters deur. Hij treft de stok aan in de vorm van een longfunctietest. Die blijkt niet geschikt om mee te slaan, de test wordt namelijk glansrijk doorstaan en laat meneer J. met bijna lege handen achter. Tussen zijn vingers bungelt nog steeds de sigaret.

Op 6 april ontvangt mevrouw H. een retweet van een huisarts die zij volgt op Twitter. Het doorgestuurde bericht is van meneer J. En die is bekend, uit een grijs verleden. Mevrouw H. woonde toen nog op het platteland, maar rookte al wel. Voor meneer J. gold hetzelfde. Mevrouw H. benadert de man uit het verleden en verneemt via een korte, krachtige tweet de bedroevende afloop van zijn poging met roken te stoppen. Hoe mooi ook dat beide nog steeds een gemeenschappelijk kenmerk hebben: laat ons bidden voor hun verlossing!

Onsterfelijk naar het hbo

Gisteren is allang voorbij ...

Ze zijn vijftien en zestien, zitten allebei in havo-4 en delen het gevoel dat ze onsterfelijk zijn. Dat zijn ze niet, al hebben ze statistisch gezien nog zeker zes decennia te gaan, wat grenst aan onsterfelijkheid. Een groot deel van die eeuwigheid gaat gevuld worden met werk. En resultaten uit je verleden geven in dit geval dan eens wel een redelijke garantie voor je toekomst.

Mijn zoon wordt geenszins zenuwachtig van die wetenschap. Bart is van de gemakzuchtige soort: hij sloft zonder noemenswaardige inspanning redelijk succesvol door de havo en peinst er niet over zijn pijlen daarna op het vwo te richten. Jazeker, hij kan dat niveau makkelijk aan, maar zijn hersencellen leunen liever achterover, met hun miniscule armpjes gevouwen achter hun hoofd en de beentjes landerig bungelend in een intellectueel vacuüm. Nee, hij gaat lekker naar het hbo, waar zijn stressloze modus operandi gecontinueerd kan worden. Hij wenst zich bovendien niet te vermoeien met onderzoek naar de verschillende wegen die naar zijn Rome leiden.  

Maartje is het levende bewijs van onderzoeksuitkomsten: meisjes rijpen eerder, zijn serieuzer bezig met hun leven. Wat in mijn dochters kop zit, zit dus niet in haar kont. Ze dacht kritisch na over de vakken die ze nodig heeft om haar toekomst veilig te stellen, snuffelt wat rond in de krochten van haar talenten en ambities en toetst haar bevindingen met enige regelmaat ook nog eens aan haar ouders. Helaas heb ik ook haar nog nooit op een site naar opleidingsinformatie zien zoeken. Uur U is tenslotte nog lang niet aangebroken … Denkt ze.

Terug dus naar de thema’s ‘onsterfelijkheid’  en ‘eeuwigheid’. Hoe leg je aan pubers uit dat hun eindexamen echt voor de deur staat? Dat de tijd verglijdt waar je bij staat? Dat hun moeder gisteren zelf nog puber was en morgen oma is? Voor je het weet, blijkt de pot met goud die aan het eind van de regenboog wacht, zo leeg is als die maar zijn kan. Waardoor je met je goede stel hersens eindigt achter de kassa van de plaatselijke buurtsuper. Uren van noeste arbeid leveren dan slechts een grijpstuiver op en aan het begrip ‘arbeidssatisfactie’ hoef je de rest van je leven slechts één (samengesteld) woord vuil te maken: niet-existent.

De komende zaterdagen gaan mijn twee oudsten daarom op geheel verzorgde pakketreizen. Moeder heeft internet afgezocht naar opleidingen die passen bij hun interesses en mogelijkheden. Moeder heeft hen ingeschreven voor de open dagen. Moeder heeft opleidingsinformatie en programma’s geprint. Moeder heeft op de formulieren met een arceerstift aangegeven wat belangrijk is. Moeder rijdt de prins en de prinses. Waarschijnlijk trakteert moeder hen ook nog op een hamburger bij de plaatselijke Mc Donald’s.

Moeder onderscheidt ze zich daarin overigens niet van het gros van de moeders: we lijken wel gek!

Rokjesdag met olifantenpootjes

Martin Bril

Met dank aan: Roel Wijnants fotografie

Sinds Martin Bril het fenomeen een naam gaf, jaagt de eerste warme dag van het jaar me nóg meer schrik aan. Rokjesdag: we moeten met de benen bloot. En hij zit er weer aan te komen, want zaterdag wordt het zonnig en warm.

De onderste helft van mijn lichaam heeft me nooit zo kunnen bekoren. De billen zijn dik, zeker in verhouding tot de bovenverdieping. En het spek dat niet meer in mijn hammen paste – de huid is rekbaar, maar er zijn grenzen – koos de makkelijkste weg: naar de benen. Ik kamp daar met uitstulpingen aan weerszijden. De beide dijen zoeken gezellig toenadering tot elkaar en aan de buitenkant ervan zitten ruime zadeltassen. Een omgekeerde beenpyramide dus. Daar zit geen vrouw op te wachten. Maar het leed is nog niet compleet: qua lengte is het ook bar slecht gesteld met mijn onderdanen. Mijn man noemt het resultaat ‘lieve, dappere stappers’. Ik neig naar het duidelijkere ‘olifantenpootjes’.

Toch zit daar niet mijn grootste angst rond Rokjesdag. Ik heb me neergelegd bij het onvermijdelijke, met die vormgeving wordt het nooit meer wat. Mijn probleem is de kleurstelling van de beenpartij. Ieder jaar opnieuw overvalt het weer me. Ineens wordt het warm en zie dan nog maar eens op tijd te ontmelkflessen. Maar dit jaar loop ik eens niet achter de feiten aan: ik ben bruin. Of in ieder geval niet wit. Met dank aan een recent bezoek aan mijn zus, die al bijna twintig jaar op een tropisch eiland resideert.

Samen met mijn olifantenpootjes verheug ik me op Rokjesdag. Met een liefdevolle knipoog naar Martin!