Ingeborg

Tekstschrijver. Twee zoons, twee dochters, twee honden, twee poezen en één man!

Homepage: http://www.ipscript.nl


Berichten door Ingeborg

Krappe zak

Krappe zak

Krappe zak

Je had mijn kop moeten zien toen ik een net aangeschafte groene DAR-zak in onze vuilnisbak wilde hangen. Lukte niet.

Fase één: twijfel aan mezelf.
Moet ik die vuilnisbak niet anders draaien? Nee, tuurlijk niet! Daar verandert de omtrek van het ophanggebied niet van. Heb ik die zak wel goed vast? Jazekers, die heb ik goed vast. Leer mij zakken hangen.

Fase twee: probleemanalyse.
Twee opties. Zakje te klein. Of bakje te groot.

Fase drie: probleemvaststelling.
Wij hebben een standaardbak die zich nooit eerder iets aan de zak gelegen liet liggen. De ‘oude’ groene DAR-zakken, de landelijke grijze zakken en ook Winterswijkse zakken, een erfenis van mijn ouderlijk huis: onze bak laat zich soepel en meegaand behangen met plastic bekleding die voor zijn interieur ontworpen is. De firma Curver snapt ook wel dat het zaak is het ontwerp aan te passen aan de zak, wil de productie van de containers leiden tot afname en geldelijke opbrengst.

We hebben dus te maken met een krappe zak. Zo krap dat ik hem – zelfs als ik de vuilnisbak tussen mijn stalen dijen probeer te verkleinen en te kneden – niet om de randen van mijn Curvertje kan wurmen. 

 Ik voorzie een stijging in de vuilnisbakkenverkoop in de regio Nijmegen en raad alle bewoners aan een testzak mee te nemen alvorens tot aankoop over te gaan. Ik houd me vanzelfsprekend aanbevolen voor tips over passende bak-zak-combinaties.

Zwart, maar verlept

Wie zwart is, oogt nooit pips, realiseer ik me nu ik tijdelijk tot de gekleurde medemens behoor.

Na weken van veel te hard werken en aanstormende griepjes onder het tapijt vegen, stelde ik niet veel meer voor dan een rauwgehoest omhulsel dat zichzelf zuchtend en steunend van de ene naar de andere drukke dag sliep. Gelukkig stond er een vakantie naar een tropische locatie gepland. Daar zou ik zeker van opknappen.

Niet dus.

Op het parelwitte strand smeerde de Arubaanse zon nog een extra lik bruin over mijn zonnebankbruine lijf. Ontelbare jaargangen van Suske en Wiske deden de rest: na een week was ik weer zo fris als een hoentje. De terugvlucht kostte me helaas jaren van mijn leven en bij terugkeer was de agenda volgepland als nooit tevoren en zat mijn mailbox tot de nok toe vol. Business as usual. Looks as usual.

Ik geloof in de kracht van zelfmedelijden. Wie zichzelf af en toe – niet te vaak –  vol compassie in de ogen staart, weet lijf en leden wel weer in beweging te krijgen. Door die zielige, verlepte figuur liefdevol toe te spreken, bereik je een soort persoonlijke revival. Ieder hoopvol loopje naar de spiegel leidt echter tot grote verwarring. Mijn evenbeeld is mooi gebruind, een levendige blos over de wangen. De ogen staan weliswaar wat dof, maar in hun zongebruinde habitat wekt dat gebrek aan glans eerder een melancholische dan een uitgewoonde indruk.

Van de buitenwereld hoef ik dus ook niets te verwachten. Niemand die ziet dat ik ben overgegaan tot vegetatieve staat. Tot donderdag maak ik mezelf nog wijs dat ik over reserves beschik die in werkelijkheid al zijn verteerd.

En wat gebeurt er óp donderdag? Dan trakteer ik mezelf op een vrije dag! En die staat acht uur lang in het teken van de prangende vraag hoe de negroïde, nimmer pipse medemens het soms zo broodnodige medeleven van zichzelf en van anderen krijgt.

Van geurvlaag tot DierenAmbulance Nijmegen

Wij hebben twee honden, een wegloophond en een dode hond. Die laatste telt dus eigenlijk niet meer mee. Maar ik noem hem toch, want zijn verscheiden is van recente datum en zijn geest dus nog voelbaar.

Wegloper Moos is volledig feromoon-gestuurd. Hij pikt de geuren van loopse teven op en handelt daar enthousiast naar. Als een straaljager breekt hij door de geluidsbarrière en verdwijnt naar een stip aan de horizon. Wij blijven vertwijfeld achter. En woest.

De eerste keer was ik nog argeloos. Na wat intern gefulmineer, begaf ik mij huiswaarts: hij zou zich wel melden. Aldus geschiedde. Moos liet zichzelf een kleine twee uur later weer binnen via de garagedeur die ik – attent als ik ben – voor hem had opengelaten. Vanuit mijn kantoor boven de serre zag ik hoe meneer zich daar gelukzalig neervlijde op één van onze rookstoelen.

De tweede keer dat hij de kuierlatten nam, vergat ik hem volledig. Ik had werk te doen en verloor mezelf daar nogal in. Tot de deurbel ging. Een heer in overall murmelde iets als ‘… hond …. kwijt?’  Het duurde even voor ik me realiseerde dat die twee steekwoorden inderdaad wel eens op mijn situatie van toepassing konden zijn. En waarachtig: de rookstoelen waren leeg.

Op het borstzakje van de man zat een logo van de DierenAmbulance Nijmegen. In zijn busje zat een verkrampte hond die me bekend voorkwam: de wegloper, aangetroffen op twee kilometer van huis. Terugbrengkosten: vijftien euro. Die ik natuurlijk – in het tijdperk van plastic geld – niet in huis had. We zouden een rekening krijgen.

Nog geen week later: wéér een geurvlaag die alleen door Moos werd opgevangen. En daar ging hij weer! Mijn dochter was alleen thuis en belde naar de Achterhoek, waar de rest van het gezin zich te goed deed aan een copieuze maaltijd. Wat te doen? We hebben Maartje verteld waar de hormonen de vorige keer naartoe leidden, maar daar ontbrak – ondanks uitgebreide navorsing – ieder spoor. Wachten dan maar.

En jawel hoor: daar was de DAN weer. Deze keer telefonisch. Ze hadden hem nu in een andere uithoek van Lindenholt gevonden. Dochter mocht hem daar komen ophalen, dan was de service gratis. Maar ik begreep niet waar man en hond waren. Meneer DAN deed daar niet moeilijk over, hij kwam hem dan toch maar efkes brengen, kosteloos.

Sindsdien is het rustig: Moos is slim en lijkt te snappen waar zijn uitbraken toe leiden. Op de rekening wachten we nog steeds. Maar mét of zonder doorberekening van kosten: ik ga een donatie doen, die heeft de DAN meer dan verdiend!

DAR Nijmegen: niet zo fris

‘DAR: en het is weer fris’, luidt de slogan van het Nijmeegse afval- en reinigingsbedrijf. Dat hebben we aan den lijve ondervonden. En ook weer niet.

Enerzijds is de DAR zo ongelooflijk fris dat ze niet alleen het oud papier in hun wagen kieperen, maar daarbij ook de plastic klapkratten waarin wij de oude kranten en reclamemateriaal aan de straat zetten.

Minder welriekend is hun beleid als je een vriendelijk mailtje stuurt over de schade die dat opleverde: wel acht euro. Die krijgen we niet terug, zo meldt een kort digitaal bericht. Want: in de aanbiedregels staat dat ‘oud papier goed gebundeld of in dozen’ dient te worden aangeleverd. Voorwaarden die natuurlijk niemand leest, en waaraan ook de DAR zelf zich niet houdt: de kratten worden altijd trouw omgekieperd in de laadbak en keurig teruggezet waar ze vandaan kwamen.

Tot de dag dat twee nieuwelingen achterop de wagen stonden. Jonge jongens, waarvan er één iets te enthousiast te werk ging. Hoppa, die hele zut de laadbak in: papier en plastic. Chauffeur M. zag het gebeuren, sprong achter het stuur vandaan en wist één krat te redden van de ondergang. De andere twee waren minder fortuinlijk; ze werden geplet in de pers. M. belde keurig bij ons aan, met uitleg en excuus. De overenthousiaste nieuweling sloot zich daar onmiddellijk bij aan. Niets aan de hand, kan gebeuren. We zouden wel even contact opnemen met de klantenservice van de DAR.

In mijn mail heb ik duidelijk aangegeven dat ik de afwikkeling door de jongens op de wagen waardeerde. Ze belden netjes aan, boden hun excuus aan en informeerden ons over de te volgen route als we de schade wilden verhalen. Maar vervolgens heb ik natuurlijk wel om schadeloosstelling gevraagd. Voor acht euro koop ik tenslotte liever vier McFlurry’s.

En wat krijg ik terug?

Beste Meneer,

Volgens de aanbiedregels die u via de Afvalwijzer heeft ontvangen staat vermeld “Zet het oud papier goed gebundeld of in dozen op het voetpad zo dicht mogelijk bij de rijweg”.  U heeft zich niet gehouden aan deze regels. Hoewel wij het incident betreuren, kunnen wij u helaas geen compensatie bieden. Wij hopen dan ook dat u voortaan uw papier op de bedoelde wijze aanbiedt.

Ik sta paf! Volledig! Een luttele acht euro om jezelf onder het kopje ‘coulance’ positief in de kijker te spelen en een gratis column van een gevierd tekstschrijver te krijgen. Die laatste service bied ik echter uit consideratie alsnog. Als kosteloze service voor alle klanten van de DAR!


Verdriet om Daan

Daan

Daan

Het is zondagochtend. Aan de overkant van de straat zie ik de buurvrouw in een witte badjas door het huis lopen. Ze geniet lekker lui van haar weekend, vul ik het plaatje verder in. Was het een weekdag geweest, dan had mijn brein de buurvrouw en haar badjas een griepje toebedacht.

Als ze bij ons naar binnen zou kijken, zag ze haar overburen in een warme omhelzing. De rug en armen van de man vouwen zich liefdevol om de vrouw heen. Haar gezicht is half zichtbaar over zijn schouder. Buurvrouw zou denken: ‘Wat leuk dat die mensen na twintig jaar nog zo dol op elkaar zijn.’ Ook haar hersenen vullen de ontbrekende puzzelstukjes automatisch in, op de meest voor de hand liggende manier.

Maar de buurvrouw ziet het natte, verfrommelde zakdoekje in mijn samengeknepen vuist niet. Ze weet niet dat Ben een wazig zicht heeft door opkomende tranen. Ze merkt niets van mijn schokkende gehuil.  

Gisteren ging onze driejarige reu Daan ineens hard achteruit. Hij was al een paar dagen grieperig, maar gedroeg zich tijdens de ochtendwandeling als een hoogbejaarde heer. Ondanks herhaalde poeppogingen produceerde hij niets. Nog in het park verrichtte ik als lekendokter een lichamelijk onderzoek. De angst sloeg me om het hart toen ik een harde, grote bal in zijn buikholte voelde. Twee uur later waren we voor een consult bij de weekenddokter. Nog een uur later was Daan dood. De dierenarts vond tijdens een spoedoperatie een verkleefde blaastumor zo groot als een handbal. Niets meer aan te doen.

Huize Hakstege is in rouw gehuld. Witte gezichten, roodomrande ogen, overal zoute tissues. Moos, de alleen achtergebleven hond, loopt zenuwachtig heen en weer. Hij zoekt de andere helft van zijn bescheiden roedel. Alleen kattenbroeders Kees en Joep genieten van de vrije zondag. En de overbuurvrouw, die ook. Denk ik.  

Kauwgumtapijt

Eind 1993 vatten wij het onzalige idee op om Nijmegen te verlaten. We trokken naar Nijverdal. In een gebied waar de dominee regeert, heeft een mens niets om handen. Ik wierp dus al snel mijn eerste kind. En was drie maanden later zwanger van zijn zusje. Zo gaan die dingen daar.

Duurzaamheid was nog niet in zwang, dus zoonlief mocht vrijelijk gebruik maken van wegwerpluiers. Dat deed hij naar hartenlust, en met adembenemend resultaat. Letterlijk. Ook andere familieleden droegen hun vervuilende steentje bij. Ik weet nog goed hoe mijn man met ogen zo groot als schoteltjes verslag deed van de actie van opa. In die tijd rookte mijn schoonvader nog. Toen hij tijdens een ommetje met met zoon en kleinzoon de bodem van zijn pakje shag bereikte, wierp hij dat met een achteloos gebaar in het onbezoedelde Twentse landschap. Wij zijn de plastic prop later op gaan halen, om die bij de volgescheten wegwerpluiers te voegen. En vervolgens namen we de kuierlatten naar Mook in Noord-Limburg. Wat moet je anders als die keurige pater familias een persoonsverwisseling ondergaat door de benepenheid op de Bible Belt?

Ook in Mook deed vuil ons uiteindelijk de das om. Zoonlief was inmiddels uit de luiers en werd een sprekend wezen. Op veel te jonge leeftijd boog hij zijn kleine lijfje over een slingerende kassabon bij de plaatselijke supermarkt om met een peuterstemmetje te zeggen: “Kut, mama. Kijk eens wat een rommel!’

Het was tijd voor de schoonste stad van Nederland: Nijmegen. En daar ging het jarenlang goed. Met het zwerfvuil en met de woordenschat.

Tot ik me afgelopen maandag voor een acute wortelkanaalbehandeling bij de tandarts moest melden. Vooraf netjes de tanden gepoetst en voor de zekerheid een kauwgumpje in de mond. Daar moet je vanaf vóór je de stoel bestijgt. De stoep vlakbij de entree van bekkenbeul Gerard leek me een logische plaats. En dat was het ook: vele tand- en kieslijders gingen me voor. Een waar kauwgumtapijt strekt zich daar uit.

Op lokaal niveau is Nijmegen niet de schoonste stad van Nederland. Maar God straft onmiddellijk – daar heeft de Nijverdalse dominee gelijk in – ik heb nog steeds napijn!

Fileleed in de achteruitkijkspiegel

Het fileleed is zo groot dat er zelfs een nationale top 10 ‘tijdsbesteding in de auto’ aan is gewijd. Op een eervolle tweede plaats: ‘om me heen kijken’. Ik ben daar zelf een fervent aanhanger van. Wat mij betreft is de achteruitkijkspiegel het meest geschikt. Alleen de meest alerte achterligger merkt dat hij bespied wordt; in de meeste gevallen kun je dus ongegeneerd je gang gaan.

Toen ik me laatst weer met veel te veel andere automobilisten als een lintworm door de Nijmeegse spits bewoog, ontdekte ik een roestig bestelautootje achter me. Ooit was het wit geweest. Daarin twee mannelijke dertigers met vollemaansgezicht, bleke teint, borstelhaar en rondborstig bovenlijf. Bij mannen is dat laatste niet per se een pre. De broers, wat moesten het anders zijn met zo’n grote uiterlijke gelijkenis, verschilden nogal in karakter. De bijrijder hing wat ongemakkelijk schuin achterover, getergd door zijn omvangrijke buik en waarschijnlijk overmatige lengte. Een sigaret bungelde in zijn mondhoek. Die aan de lip klevende rookwaar verraadde meteen dat het een ambachtsman moest zijn. Met de blik op oneindig hoorde hij lijdzaam een oeverloos en met veel gebaren ondersteund verhaal van de chauffeur aan.

Broerlief zat schuddend van opwinding achter het stuur, zijn postuur zat hém duidelijk niet in de weg. Met heftige bewegingen zette hij zijn verhaal kracht bij. De wangen lilden, de billen wipten, zijn armen sloegen in het rond. Het ging over iets met buizen. Of over sex. De chauffeur maakte van zijn linkerhand een soort van pijp – of een vrouwelijk geslachtsdeel – door de vingers te krommen richting duim. De wijsvinger van de andere hand maakte herhaaldelijk duidelijk hoe er iets in die koker moest worden geschoven. Als je met gebaren breedsprakig kunt zijn, dan kon deze man dat als geen ander. Zijn broer kon de voortdurende rechtse hoeken met moeite ontwijken. Misschien zat hij daarom zo ongemakkelijk.

Net op het moment dat ik me zorgen ging maken over hun beider lichamelijk welbevinden – ik voorzag een kaakslag voor de een en een hartinfarct voor de ander – loste de file op. Ik hoop dat ze veilig zijn thuisgekomen.

Handige app: de wek-eend-agenda

Wie de wek-eend-agenda aanschaft, schiet nooit meer mis.

Het apparaatje zit verpakt in een handzaam doosje, dat na beroering van het deksel automatisch verder openspringt. Het is belangrijk dat de hoofdgebruiker van de wek-eend-agenda op dat moment boven het doosje hangt. De wek-eend-agenda is namelijk, zoals het een goede eend betaamt, uitzonderlijk eenkennig. Wie het eerst in beeld is, is zijn leider, waarvoor hij werkelijk alles op alles zal zetten.

De wek-eend-agenda is multifunctioneel, maar bij uitstek geschikt als wekker en als agenda, de naam van de app zegt het eigenlijk al.

Bij het krieken van de dag of op een veel later moment, afhankelijk van de persoonlijke voorkeur en plichten van de moeder van de eend – en dat kan ook een man zijn, al ziet de eend dat zelf niet zo – begint de app lieflijk zachtjes te snateren. Storend dierlijke processen, waaronder de hormoonhuishouding die het snatervolume zou kunnen beïnvloeden, zijn door de makers weggefilterd. De eend zal de bedrand dan ook niet bevuilen met excrementen, in de volksmond: poep en pies. Indien de leider geen aanstalten maakt van horizontaal naar verticaal te bewegen, zal de eend zijn volume langzaam opvoeren. Een klap op zijn kop volstaat om de snoozefunctie aan te zetten. De snateraar heeft een herstelperiode van gemiddeld tien minuten, daarna zal hij zijn taak hervatten.

De eend registreert automatisch dat hij zijn wekactiviteit kan beëindigen en transformeert op dat moment zelfstandig naar zijn agendafunctie. Met attent gekwaak meldt hij de activiteiten die zijn leider voor die dag gepland heeft. Of het nu gaat om een tandartsafspraak, een overleg, het uitwerken van een project of een te plegen telefoontje: de eend neemt zijn taak uiterst serieus en verslapt nooit.

De makers zijn erin geslaagd alleen die kwaliteiten van de levende evenknie van de wek-eend-agenda te elimeren die storend zijn. Zij hebben gemeend de aanhankelijkheid van de ware eend te moeten behouden. De leider kan dus rekenen op trouwe assistentie en op een vriendelijke natuur. Het apparaat is daarmee ook een waardevolle huisgenoot voor eenzame ouderen, die door afnemende lichamelijke kwaliteiten niet kunnen opteren voor een hond.

Nee, ik heb géén idee wat een wek-eend-agenda is …, behalve dan een schrijffout die ik aantrof op een website: wekeendagenda in plaats van weekendagenda.

Een vleugje pindakaas

Als Arendsoog waakte mijn moeder over mijn voedselinname. Ze had zich de energie kunnen besparen: het nijvere eetstertje propte lekker door, desnoods in de illegaliteit. Met alle gevolgen van dien. Pas veertig jaar na mijn geboorte leer ik voorzichtigjes maathouden. Ik eet gezond notenbrood, niet meer dan mijn lijf nodig heeft. Het avondeten is niet moddervet en tot pap gekookt. Aan zoete sappen brand ik m’n vingers niet, thee is het devies. De dagelijkse portie zuivel vindt zijn weg naar mijn keelgat en aan kaas doe ik ook wel eens wat, in de vorm van een tosti of door de warme prak. Het begrip fruit is echter nog steeds onontgonnen gebied voor me: ik klik bananen, appels, mandarijnen en pitloze druiven aan op Albert.nl, maar tot daadwerkelijke consumptie wil het maar niet komen.

De verbazing was dan ook groot toen mijn eigen kinderen hun vier stoeltjes op een rij zetten en zich als een stel hongerig spreeuwen ‘lorren’ in de mond lieten spaaien. Die vezels van sinaasappels bleven in de zeef achter na het sinaasappelspersen. Het viertal is jaren na dato niet over de fruitliefde heengegroeid, en ik niet over mijn verwondering en halsstarrigheid: dagelijks doen zij vrijwillig een greep in de fruitla, werpen een kritische blik op hun moeder en draai ik mijn betrapte gezicht weg. Ik kóm wel in die la hoor, maar alleen om hem schoon te maken.

En dan hun zelfopgelegde broodregime! Ik vrat op hun leeftijd – en tot ver daarna – met gemak een half witbrood met grote lappen vleeswaren. Of dikke lagen chocoladepasta. Of geraspte witte chocolade, ook lekker! Bij mijn nageslacht is het beleg met het blote oog nauwelijks terug te vinden: een vleugje pindakaas, drie gram chocoladepasta, een krenterig plakje ham. Nee, de ware vreters, die vind je eigenlijk niet meer. Zelfs ik tel niet meer mee. Je smaak schijnt elke zeven jaar te veranderen. Al mijn hoop vestigde ik erop, maar er gebeurde niets. Of veel, afhankelijk van je invalshoek. Maar vlak voor m’n 40e verjaardag, totaal onverwacht, hield het grote vreten op. Ik mis het … een beetje.