Ik heb nogal een bleke kop. Nou, zonder ‘nogal’. Ik heb een bleke kop.

Ooit, toen die kop wat jonger was, gaf ik daar een romantische draai aan: ik had roomblank vel, zoals de vrouwen die Guy de Maupassant zo mooi beschreef. Maar daar kom je dus op een gegeven moment écht niet meer mee weg. Het perzikenvelletje raakt wat gehavend: het voorhoofd heeft ineens ook rimpels als je niet fronst of lacht, de grijze schaduwen onder de ogen zijn een vaste metgezel geworden en de kaaklijn zoekt een neerwaartse koers. De kalkoenlel onder de kin zal niet lang meer op zich laten wachten.

Roomblank is vriendelijk lachend verhuisd naar de gezichten van mijn dochters. Bleek en Afgepeigerd hebben hun intrek genomen en wachten knikkebollend af hoe ik ze ontvang.

Ik weet dat ik de slag ga verliezen, maar weiger me nu al neer te leggen bij het onvermijdelijke. De ‘kast van Margreet’ is mijn grootste vriend. Ja, onze kasten hebben een naam; we hebben ook een ‘kast van Hak’. De eerste kochten we van de zus van Hak. En Hak, mijn lief, bouwde er zelf ook nog één. Wie wat zoekt heeft veel aan deze richtinggevende benamingen.

Maar goed, de kast van Margreet herbergt de gezichtsprotheses. Een haarband om mijn bos uit de weg te ruimen als ik mijn schilderwerkzaamheden aanvang. Een wenkbrauwenpotlood om de ontbrekende natuur aan te vullen. Een eyeliner om de klootoogjes wat bij te lijnen. Oogschaduw om de onwenselijke accenten wat te verschuiven. Mascara om wat uitgesprokener de wereld in te kijken. En lippenstift die een hele dag blijft zitten; je wil niet halverwege de dag met een halfnaakt gezicht geconfronteerd worden. Maar vooral ook: het bruinsel. En daar sukkel ik wat mee.

Mijn dus-niet-meer-roomblanke vel kan niet zonder. Dat is zeker. Er moet kleur op die kop. De consumptiemaatschappij maakt het me echter moeilijk. Ik kan me periodiek op een zonnebank storten. Is wat voor te zeggen: de rest van het lijf is natuurlijk net zo vaal als die kop. Maar dan ben ik straks de nieuwe Rachel Hazes, geperkamenteerd negroïde-bruin. Dan is er nog een groenig smeersel van Estée Lauder. Men brenge dit aan op het gelaat en vervolgens verdwijnen rode onregelmatigheden als sneeuw voor de zon en – in één moeite door -verandert de groene substantie in een natuurlijk bruin. Helaas betalen we hiervoor zo’n 45 euro per flesje. Het bleef bij één verpakking. Ons bunt zuunig. De kwast en de parels bleven over. Deze twee horen bij elkaar. Een potje met bruinzige (dit is geen woord, ik weet het) balletjes waar ik dagelijks de kwast overheen haal en vervolgens het vale vel mee opleuk. Ik geloof dat het wel werkt.

Maar ja, dan krijg je af en toe zo’n miniscuul probeerselverpakkinkje. Van de firma Chanel. Of van mevrouw Lauder, God hebbe haar ziel. Ik hou niet zo van dat geklaai met cremepjes, maar als je daar doorheen bijt, heb je ook wat! Ik heb nu een laag Lauder op m’n knar. En als je heel graag wil, zie je weer een roomblank perzikenhuidje. Erg in de verte, dat wel. Luister ik naar mijn brein en portemonnee: ‘Mens hou jezelf niet voor de gek en je centen in je zak!’. Of luister ik naar mijn dochters: ‘Oh, da’s wel heel mooi jong, mam!’ 

‘Jong’ is voor vrouwen het toverwoord. Wie mij zoekt: ik ben effe naar de parfumerie!