Door de bank genomen kan ik best met mezelf door één deur. Ook door twee, als de situatie daarom vraagt. Maar af en toe struikel ik over een in het gras verstopte adder. Dat is vermoeiend en wanhoopopwekkend. 

Meestal tackel ik de deuren in mijn leven vrijwel moeiteloos: nuchter en positief, enthousiast en soms wat naïef. Loopt altijd goed af. Nooit blauwe plekken die het dragen van een zonnebril aanbevelingswaardig maken. Ik heb eigenlijk alleen moeite met nieuwe deuren. Eerst draal ik een beetje rond om het schilderwerk en de breedte van de doorgang quasi onbevangen in ogenschouw te nemen. Dan neem ik wat afstand, misschien is die deur dan wat minder afschrikwekkend. Want dat is het gewoon: ik heb deurenangst.

Het vergroten van de afstand lost natuurlijk niets op: de deur blijft hetzelfde. Misschien zie ik hem iets minder goed, maar daar wordt het alleen maar erger van. Om van A naar B te komen, ontkom ik echt niet aan ‘de doorgang’, ik zal de stap moeten wagen. Eerst maar warm draaien, sur place. En de deur wacht geduldig. Dan licht door de knieën buigen, de ene voet iets voor de andere. Het gewicht op de voorste voet, bij voorkeur de linker. En go! Vlak voor de deur vol in de ankers, het gaat ‘m niet worden. Later nog maar eens proberen. En nog eens.

Het einde van het liedje is altijd hetzelfde. Iemand met een kritisch oog en weinig geduld doorziet mijn probleem: een faalangsterige constitutie is moeilijk te verbergen voor mensen die je goed kennen. En die krijgen daar bij tijd en wijlen flink tabak van. En geven dan de schop, waarop ik stiekem al hoopte en die ook hard nodig was.

Vanmiddag kreeg ik die trap van Maarten. Ooit was Maarten een boksemenneke van een jaar of tien. Hij zat bij mijn moeder in de klas. Voor mij was hij toen niet meer dan een naam met het etiket ‘intelligent’. De sticker ging een paar jaar later echter naar de middelbare school en kwam bij mij in de klas. Leuke vent, slimme vent, waardeloze chauffeur. Ik geloof dat hij na zes keer afrijden eindelijk z’n rijbewijs binnen had. Inmiddels zijn we twintig jaar verder en heeft Maarten ontelbare kilometers op z’n naam staan. Hij rijdt kris-kras door het land om presentaties en scholingen te verzorgen. Doet-ie goed, weet ik zeker. Vandaag was hij in Nijmegen, en ik ben altijd in Nijmegen. Een uitgelezen kans om zeiknat geregend bij de Vereeniging een lunch te doen.

In mijn onschuld dacht ik de afgelopen twintig jaar even in een notendop met elkaar te delen. Maar Maarten ging schoppen. Want behept met een kritisch oog en een ongeduldige natuur. Dat oh, oh, zal ik eens een boek schrijven-getwitter van mij had nu lang genoeg geduurd. Dr Maarten legde de vinger op de zere plek, deed wat invoelende en opbeurende uitspraken en haalde vervolgens genadeloos hard uit: kiezen, knopen doorhakken en jezelf verkopen. Meer niet: gewoon die deur door. Van A naar B. Want het ergste wat kan gebeuren, is dat de deur in je gezicht wordt dichtgegooid. En dan lik je je wonden. Gaan!

Oké … dankjewel … geloof ik. Ik ga!