Nog vóór ik hem zie, hoor ik het plakkende geluid van zijn voetzolen tegen de binnenkant van zijn nep-leren slippers. Hij sloft met zijn lange lijf tevoorschijn uit het piepkleine slijterijtje van de plaatselijke supermarkt. Hij is groot. En grauw. Wat pafferig, zoals alcoholisten eruit zien. Om zijn enorme bier- en frikadellenbuik is een wit mouwloos t-shirt gespannen, waarop je de handjes van kinderarbeid nog bijna kunt zien. Om zijn benen slobbert de onvermijdelijke trainingsbroek. Meneer is de verpersoonlijking van het campingkostuum.

Hij schuift voor me de rij in, naast een soortgelijk exemplaar, maar dan van het vrouwelijk geslacht. Mevrouw heeft een eigenaardig lichaam en lijkt daar trots op te zijn. Ze draagt kleding die bepaalde lijfelijke facetten benadrukt en andere onderbelicht laat. De benen, waar weinig mis mee is, zijn bedekt met een legging. Daarover een model spijkerrokje dat in de jaren negentig in zwang was, maar ook toen al voor de meeste lijven geen enkele toegevoegde waarde had. Het topstuk bevindt zich echter tussen de afwezige taille en de gezellig meedeinende onderkin van de draagster: een hemdje met spaghettibandjes. De spanwijdte van het geval – toch zeker een maatje XL – is bij lange na niet voldoende om borsten en buik in toom te houden. Aan alle kanten puilen driftig lillende spekjes, rollen en lellen naar buiten. Mevrouw lijkt de hele dag bezig te zijn geweest om zichzelf bedekt te houden, overigens een voorbeeldig en wenselijk streven, en heeft daarbij over het hoofd gezien dat door al dat gepluk haar bustehouder – een weinig opwekkend modelletje – zich aan de rugzijde volledig heeft vrijgevochten.

De rij houdt gepaste en plaatsvervangend gegeneerde afstand van het ‘mooie stel’. Ik ook. Ik ben er stil van …