Mijn moeder is een verre van gemiddelde vrouw. Ze is 65, maar zo slank als een 18-jarige. Waar haar dochters kiezen voor luxe stapt zij iedere zomer op de fiets om drie weken lang – met een tentje achterop en haar 70-jarige zus naast zich – door Nederland en België te trekken. Ze digitaliseert bijna net zo snel als haar kleinkinderen. En weigert Engelstalige schrijvers in een Nederlandse vertaling te lezen. Toch zal haar voortplantingssysteem niet veel afwijken van de normale(re) vrouw. Dan komen we op een eitje of 400? En uitgerekend het ei waar de leukste zus van de wereld inzat, liet ze door mijn vader bevruchten. Exact 16 maanden na mijn geboorte plopte Angela in de wieg. Dat is vandaag 40 jaar geleden.

Op foto’s zie ik hoe peutertje Ingeborg haar zusje rondrijdt in een poppenwagentje: een kaalhoofdig baby’tje dat het zich allemaal rustig laat aanleunen. Ik herinner me hoe we samen een ochtend verhuilden bij de peuterspeelzaal. Mijn moeder dacht dat het wel goed voor ons zou zijn om ook eens met andere kinderen te spelen. Foutje: wij hadden elkaar en meer was niet nodig. Ik zie ons nog staan in het huis van opa en oma: al die mensen rond de eettafel, die drukte waar we steeds opnieuw – naast en met elkaar – aan moesten wennen. Spelend op de bergen zand in onze nieuwbouwwijk. Hoe ze door het ijs zakte in de beek achter ons huis. Het water was maar kniediep en toch zag ik haar voor m’n ogen verdrinken. Terwijl ik dat beeld nog van me afschudde, was zij allang in looppas op weg naar huis om in een lauw bad te stappen. Samen in de klas op het VWO, waar opnieuw bleek dat ik haar – ook op intellectueel vlak – niet kon bijbenen. Hoe ze me, net als m’n vader, telkens opnieuw hielp met wiskunde. Samen in de kroeg, waar we een avondlang teerden op één gezamenlijk glaasje verse jus.

En ik voel nog de wanhoop en de pijn om haar anorexia. Nog hoor ik haar ’s nachts naar de diepvries lopen om op een godvergeten uur bevroren brood te eten. Niet veel later trok ze keer na keer de wc door. Zij was – en is – mijn andere helft, en toch kon ik de woorden niet vinden om haar te helpen. We gingen studeren in Utrecht. Zij hongerde door en haalde ondertussen hoge cijfers op de universiteit. Ik vrat me vol en zag met lede ogen haar gedisciplineerdheid aan. Tot de koek – die ze toch al niet wilde eten – op was en ze haar studie biologie verruilde voor de PABO in Nijmegen.

Natuurlijk volgde ik weer: ik leek misschien de sterkste, maar zonder haar was ik nergens. Op haar studentenflat ontmoette ze Brian, een Nederlandse Arubaan. Klik. En ‘slik’. Hij maakte haar gelukkig, en nog steeds. Hij laat haar zien wat ik met eindeloze exposés niet voor elkaar kreeg: ze is geweldig! En nam haar mee naar Aruba. Om nooit meer terug te komen. Nog een paar jaar en ze woont al langer daar dan hier. In maart vlieg ik weer naar haar toe. Want ik mis haar. Nog steeds, altijd, overal …