Mijn lijf is fenomenaal. Mijn lijf is mijn grootste vriend. Ik ben heeel blij met mijn lijf!

Veertig jaar lang heeft mijn lichaam genoten van een diepe, diepe winterslaap. De spijsvertering functioneerde, en de spier in mijn rechterenkel. Meer vroeg ik niet: laat mij eten en laat mij gas geven. Vlak voor m’n 40e verjaardag schrok mijn hersenpan wakker: moest er niet eens iets gebeuren aan de zich ophopende vetten? Zou het wellicht verstandig zijn om een paar kwalijke eigenschappen overboord te gooien? Zoals daar zijn: overmatige en bovendien ongezonde vreterij? En ook de totale lethargie maar eens doorbreken? Als ik de factoren ‘overgewicht’ en ‘onbeweeglijkheid’ zou opheffen, kon ik met iets minder schuldgevoel in ieder geval mijn bestaan als roker nog even voortzetten. Zo was de gedachte.

Laat ik vooropstellen dat ik geen enkel vertrouwen had in deze exercitie. Wie van zoet- en kunstmatige kleur- en smaakstoffen houdt, komt daar never nooit vanaf. En wie grossiert in bankhangen en zelfs de enorme afstand naar de winkel – we hebben het toch over zo’n 300 meter – nog met de auto overbrugt, is feitelijk reddeloos verloren.

En dan blijk je jezelf ineens te verbazen. In hoge mate. Ik begon, hield vol en moest na enige tijd zelfs kiezen voor een andere sportschool. Om nóg beter aan m’n sportieve trekken te komen. En dus stap ik drie dagen in de week in de auto – fietsen: dat gaat ‘m echt niet worden – om mezelf anderhalf uur lang te kastijden. Lijf, leden en brein varen er wel bij. We hebben het goed samen.

Ik ben niet veranderd in een fotomodel, m’n benen zijn ook niet ineens een stuk langer en m’n kont: die is nog steeds ‘pront’ te noemen. De enige sectie die wat mij betreft pront had mogen blijven – de buuste, dan wel ‘het hout’ – is naar de Noorderzon verdwenen. Wat deze sectie daar zoekt, is me een raadsel: ik ben anti-topless. Anyway … al met al ben ik erop vooruitgegaan. Maar de lofzang waar ik mee begon, heeft met andere factoren te maken.

De zulke: deze week heb ik ernstig verzaakt, geabstineerd, er met de pet naar gegooid. Geen stap in de sportschool gezet. Wel veel gevreten, terwijl ik dat eigenlijk verleerd ben. Enorme hoeveelheden stokbrood met geraspte witte chocola, Engelse drop, een overmatige hoeveelheid rookworst en zwartgeblakerde spekjes bij de boerenkool. En ga maar door. Noem iets, ik heb het ongetwijfeld tot me genomen. En het lijf heeft het niet gemerkt! Of m’n weegschaal is kapoet. Geen kilo, geen grammetje erbij. Ik weet niet waar de suikers en vetten hun heil hebben gezocht. Moeten we ook niet te diep over nadenken. Ik heb een toplijf!