Tring, tring! De telefoon gaat. Dat op zich is al reden genoeg om de adrenaline te laten stromen, want: waar ligt het ding?! Mijn atletische lijf spurt naar boven, jachtig zoekend, naarstig luisterend. Ik heb zeven keer overgaan de tijd. En ik red het. Tuurlijk! Het is I., de moeder van een vriend van mijn oudste zoon. Of ik weet waar haar nageslacht is? Nou, ja, zo’n beetje. Hij is bij M. Maar wie M. precies is en waar hij zich ophoudt: geen idee.

Eerder die middag, terwijl de sneeuw door de straten joeg, ontwikkelden mijn oudste drie ineens een enorme activiteit. Daarvoor hingen ze nog lusteloos op banken (horizontaal) en achter computers (diagonaal), maar ze ontvingen als bij toverslag een lokroep, waarschijnlijk via Twitter. In ijltempo werkten ze hun corveeklussen af, joegen de honden door de sneeuw en namen de kwast en gelpot ter hand: ze moesten naar M. Alledrie!

Ik krijg het allemaal maar zijdelings mee, omdat ik op de dag des Heren stiekem aan het werk ben. En áls ik al iets denk, is dat een vertederde gedachte over de goede verstandhouding tussen mijn kiendjes. De Hakstege-clan valt straks bijna voltallig – mijn jongste doet nog even niet mee – bij M. binnen. Let the party begin!

Tot I. belt, over de whereabouts van haar zoon. Dan pas vraag ik me af waar M. resideert. De achtergebleven Hakstege-telg, toch al redelijk ingevoerd in de vriendenkring van zijn voorlopers, noemt aarzelend Wijchen. Hij weet het niet helemaal zeker. Maar soms is een gissing al voldoende om van de waps te raken. Want Wijchen, da’s zeker vijf kilometer fietsen. En de koude sneeuwstorm: die woekerde voort. “Wat hadden de meiden aan toen ze vertrokken?! Toch niet iets rokkerigs?!”, snerpt mijn stem. En: “Hadden ze wel handschoenen aan?” En: “Hoe lang duurt dat feestje? Bart zal toch wel samen met z’n zussen terugploegen”, piep ik erachteraan.

Waar is m’n iPone? Wáár is m’n iPhone! Ik wil mijn reputatie als supercoole moeder niet kwijt, dus zoek geen direct contact. Bellen kan altijd nog, eerst maar eens de tijdlijn van Twitter bekijken. Yes: er zijn sinds hun hals-over-kop vertrek tweets geplaatst. Quasi-nonchalant stuur ik een berichtje: dat I. heeft gebeld, omdat ze J. kwijt is. Of ze even willen laten weten of J. bij hun is, en waar? Ik gebruik vraagtekens, maar ik voel uitroeptekens.

Het antwoord komt per kerende twost: J. is bij hen en zal z’n moeder bellen. Ze zijn in Wijchen, maar aanvaarden spoedig de terugtocht. Een uur sneeuwploegen later staan ze weer op de oprit: enthousiast en niet eens zo verkleumd. De meiden dragen een broek. Bart ook.