Kees kiest er bewust voor in de anonimiteit te blijven. Daarom is voor de foto gebruik gemaakt van een stand-in.

De ochtendlijke douchepartij slaagt er nooit volledig in om mij in het rijk der wakkeren te krijgen. Als ik eenmaal aan de keukentafel zit – boterhammetje, potje thee, krantje – ben ik dan ook nog niet op de toppen van mijn ‘zijn’. Feitelijk ben ik dan niet meer dan een grommende zombie: wakker, maar niet aanspreekbaar. De behoefte aan contact is op dat moment ook nog ver onder het sociaal wenselijke.

Onze kat Kees voelt dat slecht aan. Of het interesseert hem geen bal, dat kan natuurlijk ook. Een kat is tenslotte nogal egocentrisch van nature. Kees wil nabijheid, dus Kees zoekt nabijheid. Mogelijk is hij ook nog eens zeer begaan met de wereld. Hij leeft zijn aanhankelijk namelijk vaste prik uit óp de krant. Mijn krant. Die ik lees. En vindt voor de positionering van zijn krent feilloos het artikel waarin ik verdiept ben. Weg tekst. Daarvoor in de plaats krijg ik dus een enorme, roodbehaarde vleesklomp met tergend langzaam zwiepende staart, zodat ook het lezen van ‘dan maar een ander artikel’ onmogelijk wordt.

Als ik meneer bestraffend aankijk, staar ik in één vriendelijk, maar vastbesloten oog (zie mij maar eens weg te krijgen) en in een oog met een plakkerige druppel. En die zogenaamde traan doet mij denken aan huilende zigeunerjongetjes. Daarmee legt Kees mijn normale reactievermogen en weldenkende logica volledig plat. In plaats van de kat met zachte en zo nodig wat hardere hand van mijn leesvoer te vegen, blijf ik schutterig zitten, langzaam kauwend op mijn boterham.

Van de Sint of van de Kerstman wil ik daarom graag een kattenschuiver. Die is nog niet uitgevonden, vrees ik, maar beide bebaarde heren zijn zeer vindingrijk. Als zij dat ding voor me regelen, mogen ze het winstgevende patent op hun eigen naam zetten. Kunnen ze de opbrengst investeren in de feestelijkheden van 2013.