Pescara - Maart en TomWe zouden er met zijn drietjes een paar dagen tussenuit gaan: Kind2, Kind4 en ik. Omdat Maartje en Tom onpasselijk worden van kunst en cultuur drongen ze aan op het thema zon en zee. Zelf voegde ik daar schielijk nog een derde z aan toe, die van zuinig. Lang leve internet, alhoewel: de bestemmingen waar je voor een paar tientjes naartoe kunt, vallen allemaal in de categorie ‘nooit van gehoord’ en vergen dus toch nog heel wat diepteonderzoek. Zo konden we naar Lappeenrantra, wat niet in India bleek te liggen maar in Finland, waarmee de kansen op strandweer zo’n beetje nihil werden. Een andere optie was Knock West waar je vast heel veilig bent, maar vóór je het weet word je daar – al dan niet per ongeluk – toch bewusteloos geslagen en ben je het lijdend voorwerp van een tocht tegen zinloos geweld. Laat maar zitten.

En toen was daar Pescara: halverwege Italië (zon), aan de Adriatische kust (zee) en kiloknaller bij RyanAir (zuinig). De stad werd in 1968 voor het laatst bezocht door buitenstaanders: mijn ouders waren er tijdens hun eerste buitenlandse reis, maar hebben dat om onduidelijke redenen altijd stil gehouden voor hun nageslacht. In de 46 jaren die daarna verstreken, leidden de Pescaranen een anoniem bestaan in de toeristische kantlijn. Tot ineens die Nederlandse delegatie van drie arriveerde. De voltallige lokale bevolking – ruim 120.000 mensen – was hartelijk, behulpzaam en bijzonder praatziek. Dat laatste had overigens geen enkele zin, want ik spreek alles bij elkaar twintig woorden Italiaans waarvan en tien Spaans zijn en Maartje en Tom komen niet verder dan pizza, pasta en Prego (met hoofdletter, want zo heet de pizzeria bij ons om de hoek).

Tijdens de gesprekken die geen gesprekken waren, viel ons één ding op: de gemiddelde Pescaraan is niet erg groot. Zelfs de grote Pescaraan is niet zo groot. Ze zijn eigenlijk allemaal gewoon heel klein. Dus al die Italiaanse nekjes bogen naar achteren als ze ons zagen aankomen. Om het eindpunt van die twee ‘best grote’ vrouwen en die enorme blonde mannenreus te zien, ongeveer 170 en 185 centimeter hoog in de lucht. We waren een doorlopende voorstelling, waar we ook kwamen. Ik snap dat wel hoor, ik kijk zelf ook graag aapjes, maar het voelt toch anders als je zelf de aap bent. Eenmaal terug op Hollandse bodem transformeerde onze verschijning naar ‘niets bijzonders’; gewoon een moeder met haar kinderen. Heerlijk, die onopvallende middelmatigheid!