Er was een tijd dat ik drie dagen in de week werkte. In loondienst. Inmiddels ben ik directrice van een enorm concern (één werknemer: ikzelf) en maak ik beduidend meer uren.

Er blijken mensen te zijn die zich zorgen maken over mijn werkdrift. Gisteravond nog meldde zich een buurman aan het raam: ‘Houd je jezelf een beetje in de gaten? Ik zie je van de vroege ochtend tot de late avond achter je computer zitten?’ Lief natuurlijk. Ook een beetje confronterend: ik werk met opzet vanuit de huiskamer en heb m’n bureau voor het raam gepositioneerd, zodat ik nog een beetje binding met de wereld heb. Zonder collega’s kan het eenzaam zijn. Maar nu blijkt dat het ‘beloeren’ niet eenzijdig is: ik weet wanneer de overbuurman de ramen lapt en in de tuin werkt, maar hij (en met hem de rest van de buurt) weet ook tot in de finesses wat ik uitspook.

En ja, ik maak aardig wat uren. Maar vanavond realiseerde ik me dat dat niet echt nieuw is: ik heb altijd graag gewerkt. De drie dagen die ik op papier werkte, werden er regelmatig meer. Ik kruip al jaren ’s avonds of als de kinderen naar school zijn ‘nog even’ achter de computer om opborrelende inspiratie of spoedeisende klussen weg te werken. Nothing’s changed really…. Alhoewel: het is nu nóg leuker!