SlaapAl vroeg in ons huwelijk introduceerden we ‘de gele matras’. Dat was een oud en wat viezig ding waar Ben naar verbannen werd als hij gedronken had. Niet dat hij dan lallend en kotsend door het bed kruipt, maar hij wil na rijkelijke inname nog wel eens wat onduidelijke teksten opdreunen, benevelde, zware  ledematen op mij leggen of halverwege de nacht een vreetkick ontwikkelen. Dus preventief: naar de gele matras met die man.

Jaren later, echt járen later, noopten een aantal nieuwe omstandigheden ons tot een evaluatie van ons nachtelijk samenzijn. Sindsdien slapen wij allebei, elke nacht, alleen. Ben in de echtelijke slaapkamer, ik in een eenpersoonsbed op mijn kantoor.

De schuld ligt bij mij: ik snurk, ik heb een lichaamstemperatuur en ik neem plek in. Ben is van alle drie die eigenschappen niet gecharmeerd. Hij schrikt zich kapot als mijn decibellen door de kamer trillen en dat schijnt nogal eens te gebeuren. Verder zweet hij zich het ongans in een bed dat door twee lichamen wordt warm gestookt en aangezien ik leef, produceer ik inderdaad temperatuur. En tot slot heeft hij een imperialistische slaapcultuur: hij wenst onbegrensd zijn gang te gaan met het neervlijen van hoofd, romp en ledematen. Zonder objecten – in de vorm van zijn vrouw – die hem ook maar een haarbreed in de weg leggen (liggen, in dit geval). Dus ik droop af, beschaamd en treurig.

Maar het tij is gekeerd. Niet dat ik gestopt ben met snurken, dat doe ik tot mijn schaamte nog steeds. Mogelijk zelfs heviger dan toen, maar daar maalt niemand meer om. Omdat ik daarnaast niet ben gestorven en gecremeerd, produceer ik ook nog steeds lichaamswarmte en neemt mijn lijf plek in. Maar het kan niemand meer wat bommen. Ik mag zelfs hopen dat die eigenschappen nu doorgaans een positieve waardering krijgen.

Het gekeerde tij zit hem in mijn ‘bed-beleving’. Ik slaap met twee dikke, vette katten in mijn knieholte en heb de gordijnen de wacht aangezegd. Niemand die klaagt over die vieze beesten op bed of smeekt om verduisterende lappen die het uitzicht op de beginnende dag benemen. En het belangrijkste: ik durf gewoon in slaap te vallen. In de drie nano-seconden tussen liggen en maffen zwelt mijn gesnurk vast al aan, maar: ‘Boeien!’