Op het gevaar af dat de lezer afhaakt, zodra die ziet dat deze column weer eens om een hardloopsessie draait, start ik toch met die dagelijkse marteling. Die kreeg vandaag namelijk een tropisch tintje. En dat terwijl een paar uur later de hagel tegen de ramen kletterde.

Om 6.46 verliet ik het huis. Ik ‘klok’ mezelf altijd omdat ik streef naar een stijgende lijn en dus obsessief bezig ben met de tijd die ik buiten doorbreng. Dat terzijde. Voor een sportvrouw van mijn kaliber is het zaak ‘lichtgewicht’ op pad te gaan. Geen overtollige kleding en zo leeg mogelijke zakken. Ik tors dus alleen een snotlapje, een mp3-speler en de hondenriemen mee. En dus geen telefoon. Gemiste kans!

Met nog 800 meter te gaan, kwam er een bevleugeld beest op m’n pad. Het diertje had een uitermate slechte timing, want het viel met de neus in mijn twee honden. De oudste (net 2) gedraagt zich als een bejaarde en gaf dus geen sjoege. De jongste (net 1) is zo gek als een karrad en had wel zin in wat Spielerei. Flink opjagen die gevederde vriend, en het zo uitkienen dat het beestje wél een hartinfarct tegemoet kan zien, maar uiterlijk geen kwetsuren oploopt.

Terwijl vogel, jonge hond en ‘oude’ hond over het veld draafden – en de gevleugelde een steeds gestrestere indruk wekte – keek ik, doordravend over ’s heeren wegen, toe. Ik zag een lange staart: zeker 60, misschien wel 70 centimeter grijs-wit gestreept aanhangend gevederte. En hij bleef maar rennen en klapwieken, maar vliegen? Ho maar! In een moment van intellectuele scherpte sjeesde het dier richting water, waagde de sprong… en was veilig. Mo had het nakijken, bejaarde Daan keek allang niet meer. En ik koos voor de optie ‘sur place’ om eens te bekijken wat dit nou voor beessie was.

M’n vader zou het geweten hebben. Maar die slaapt tot twee uur ’s middags. En woont bovendien een kleine 100 kilometer verderop. Mijn geïnteresseerde, maar compleet onwetende oog zag een lichaampje dat in geen verhouding stond tot die staart: kort en compact. Maar wel verrekt kleurrijk voor deze contreien. Het leek wel een papegaai! Op z’n lijfje – zo groot als een kip of een vette duif – zaten felrode, groene en gele vlekken. Rode driehoeken boven de ogen, een gele streep op z’n rug en dat groen… ja, dat weet ik niet meer. Maar het zat er wel!

Het mysterie zal wel niet opgelost worden. Maar een jarenlang latent schuldgevoel heeft de weg naar boven weer gevonden. Al sinds zijn vroegste jeugd ‘vogelt’ mijn vader. Hij kent iedere vogel, ieder geluid, iedere gewoonte van die beesten. En deed natuurlijk jarenlang z’n best om z’n dochters mee te slepen in die interesse. Die pogingen zijn jammerlijk mislukt. En dus zal ik het nooit weten… Sorry pap!