Ik kom uit een ‘literair nest’.  Iets semi-intellectuelerigs. Mijn vader heeft een enorme hang naar kennis. Boekenkasten vol met geschiedkundige werken: iedere muur van mijn ouderlijk huis is ermee ‘behangen’. Noem een oorlog, hij kent ‘m. Poneer een religieuze stelling, hij heeft een argumentatie. Stel een sociaaldemografische vraag, hij heeft een antwoord. Wat zou hij het erg vinden als hij wist wat zijn kind op zaterdagmiddag doet. Dat kind zet dan namelijk een enorme pot thee, besmeert twee harde broodjes met paturain (voorkom dat je gezien wordt als een aansteller en spreek dus uit als ‘Paturijn’) en belegt ze met gerookte, biologische kip. En dan eet ze gedurende een uur of twee hele kleine muizenhapjes, zodat ze precies twee achterstallige Libelles kan weglezen. Het is dat vader nog niet dood is, anders zou hij zich omdraaien in zijn graf.

Ik ben natuurlijk in de veertig jaar op deze aardkloot behoorlijk geïndoctrineerd door deze en gene. Ik kan dus nog steeds niet ‘gewoon’ de Libelle lezen. Schuldgevoel over mijn plezier in het vrouwengeneuzel ligt contstant op de loer. Misschien dat ik er daarom dwangmatig bij moet eten. Anyway, ik lees inmiddels weer ‘op niveau’: Over schoonheid, van Zadie Smith.