Op mijn leeftijd mag je best een buik hebben. Zeker als je vier kinderen hebt geworpen. Maar ik heb hem niet. Da’s het goede nieuws.

Helaas moest ik hedenochtend constateren dat ik wel andere vetophopingen aan het ontwikkelen ben, terwijl ik die met nijver sporten tot een acceptabel niveau had gereduceerd. Maar ja, dan moet je dat wel blijven doen. Ook als je huis verbouwd wordt, ook als je vervolgens door een sluimerend griepje overmand wordt en ook als je daarna wat aversie tegen lichamelijke activiteit aan de dag legt.

Gisteren was ik er helemaal klaar voor. Dochter Maartje en ik hesen ons in ons tenue, pakten de sporttas en staarden lusteloos naar buiten. Daar was het koud. Daar was alles ondergesneeuwd. En bovendien, zo verzon Maartje als extra excuus: ze had een enorme blaar overgehouden aan haar galafeest. Lopen op hakken bleek geen sinecure. Die blaar gaf de doorslag: wij bleven thuis. Een dag later zijn de weersomstandigheden en de begaanbaarheid van ’s Heren wegen er niet op vooruit gegaan, maar mijn bovenbenen ook niet. Daar groeien een weerszijden punten, die ik liever op andermans lijf zie. In dat geval poets ik ze verbaal weg: “Joh, dat is toch vrouwelijk!” Maar zelf duld ik ze natuurlijk absoluut niet: niks vrouwelijks aan, vervormend zijn ze!

Het sporttenue heb ik weer aan, voortvarend als ik ben. Stap twee stel ik even uit – ik hang liever de columnist uit. Maar vandaag gaat het wél gebeuren. Behalve als de auto vastloopt in de sneeuw. Bij voorkeur ter hoogte van de Mac Donald’s.