Terwijl de huusklits – de huismus – verdwijnt uit de stadstuinen doet de drosophila melanogaster zijn intrede. Helaas beperkt deze zeer ongenode gast zich niet tot de tuinen: onze keuken is overgenomen door deze vermaledijde fruitvliegen. Als je opgroeit ‘op de boer’ denk je dat je alles gehad hebt. Koeien schijten dat het een lieve lust is en dat trekt vliegen aan, die houden van poep. Het plafond van het ouderlijk huis ziet nóg bruin van de vliegenkakjes. Wij hebben dat altijd maar gezien als de charme van onze woonomgeving, mijn ouders hadden drukke banen en dus echt geen tijd om elke zomer af te sluiten met een sausbeurt.

De jongste dochter vluchtte na deze bevliegde jeugd naar Aruba. Hielp niets: daar hebben ze muggen. De oudste zocht haar heil in de grote stad. Hielp ook niets: daar hebben ze de fruitvlieg. Sterker nog: ze komen er niet af. Alhoewel: de omvang van onze persoonlijke kudde doet vermoeden dat onze straatgenoten gierend van het lachen en volledig ontspannen in hun keukens vertoeven: de hele collectie 2010 bivakkeert op huisnummer 3335. In de warme dagen liep ik me de benen uit het lijf om achteloos achtergelaten glazen met plakkerige sapjes en colaresten onmiddellijk – omgespoeld en wel – in de afwasmachine te zetten. De vuilnisbak werd verbannen naar de garage. Het fruitemmertje ging met verlof. En de fruitvliegen bleven. Hun kleine maagjes bleken sneller gevuld dan ik voedselresten kon wegwerken.

Het enige voordeel van een vroegopkomende herfst (dacht ik toen nog) was de uitroeiing van onze kolonie. In mijn dromen zag ik hun lijfjes amechtig de laatste adem uitblazen, de mondjes verwrongen, de vleugeltjes een laatste poging tot activiteit uitvoerend. Niets is minder waar: augustus was qua temperatuur al geen hoogvlieger, september bakt er nog minder van. De fruitvliegen zijn echter vief als nooit tevoren. Internet vertelt ons dat een bakje natuurazijn met wat afwasmiddel een ongelooflijk aantrekkelijk zwembad vormt voor de rakkertjes. Het hele huis is inmiddels doordesemd van een zurige lucht, maar zwemmen? Ho maar! En voortplanten: toe maar!

Na uitgebreide overdenking denk ik inmiddels te snappen wat de kudde in ons ziet. Teruggrijpend op mijn jeugd en de lives ’n loves van de plattelandsvlieg: wij hebben geen koeien, maar wel een behoorlijk uitgebreide veestapel. Behalve zes mensen ook nog twee grote honden, twee katten en – sinds de buren langdurig op vakantie zijn – een cavia en een kanarie-achtig iets. Een voedselwalhalla dus voor de drosophila melanogaster. Wij vestigen onze hoop inmiddels op de winter. Laat ons bidden….