drolIk rook het meteen toen ik de garage inliep: een kersvers gedraaide drol. Mijn man en kinderen hebben niet de gewoonte om bij opkomende aandrang onmiddellijk hun broek te laten zakken en zich ter plaatse te ontlasten. Hen trof dus geen blaam. Onze honden zijn wat flexibeler in drollendraaierij, maar hebben geen toegang tot de garage. De keutels die zij niet kunnen wegknijpen tot de volgende wandeling plaatsen ze in de serre of in onze bloemperkjes, waarvoor dank.

Dat betekende dat de schuldige endeldarm verbonden moest zijn aan het lichaam van een kat. Aan die van ons zelf of aan Maatje, onze logeerkat. De kattenbroeders Kees en Joep staan bij mij op een enorm voetstuk, dus ik deed een vluchtig schietgebedje dat het inderdaad Maat was die zich niet aan de fatsoensnormen had weten te houden. En jawel: de ‘vrije kakker’ had de plaats delict nog niet verlaten. Heerlijk opgelucht lag Maat op een doos vol oud papier tevreden zijn oogjes naar me dicht te knijpen.

De dader was dus achterhaald, maar de keutel nog  niet. Die bleek met zorg geplaatst op een plastic bewaarbox in de hoek van de garage en was helaas niet erg vormvast. Een halfzachte, ingezakte soufflé, daar leek hij bij nadere beschouwing op. De stank ging alle perken te buiten. Kokhalzend van weerzin besloot ik dat het beter was hem een tijdje te laten indrogen. Dan zou ik niet nú, maar pas over een paar dagen over mijn nek gaan.

Maar het probleem werd veel eerder en makkelijker opgelost: beide honden vonden de drol bijzonder aantrekkelijk, in vorm en geur. Ze hebben hem opgevreten, de schatten.