Aan het eind van de middag rij ik mijn dochter naar het station. Het is druk op de weg. Het stoplicht aan het eind van de Weijbroekweg staat op groen; we mogen dus rechtsaf slaan, richting Takenhofplein. Vóór ons is echter sprake van een klein verkeersinfarct: een paar auto’s zijn al door het stoplicht, maar kunnen de IJbroekweg niet opdraaien, die staat simpelweg al vol.

Iedereen wacht geduldig, al zal er in de auto’s wel wat gezucht of zelfs gevloekt worden. Maar er klinkt geen getoeter, niemand doet pogingen om zijn auto in de file te persen. Behalve ik. Ik zucht niet, ik vloek niet, ik toeter niet, voel zelfs die neiging niet. Maar mijn rechtervoet besluit ineens om voorzichtig gas te geven en mijn handen nemen zelfstandig het initiatief om voorzichtig langs de wachtenden te manoeuvreren, en hop: de IJbroekweg op, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Maar dat is het helemaal niet, dat weet ik zelf dondersgoed. En zo bén ik ook niet. Normaal gesproken. Maar nu dus wel.

De mevrouw die geduldig vóór mij in rij stond is niet verheugd over mijn actie. Een paar seconden is ze volledig overvallen door ‘die trut’ die haar omzeild heeft en nu ineens een positie vooruit is getuft. Daarna verandert haar blik van verbazing naar ontsteltenis en lichte nijd. Terecht. Het liefst zou ik uitstappen en haar mijn excuses aanbieden, maar dat is niet handig, midden op de weg, midden in de spits. En door de hoek waarin onze auto’s staan, kan ik ook via het zijraampje of via de spiegels niet laten blijken dat ik op zijn minst een beetje dom gehandeld heb.

De file komt in beweging. Mevrouw rijdt nu schuin achter me, op de andere rijbaan. Mijn dochter kijkt quasi nonchalant over haar schouder en ziet hoe de geschoffeerde dame in een mengeling van drift en lol gebaart naar een andere weggebruikster, die waarschijnlijk ook door mij benadeeld is. Het enige wat ik nog wil, is zo snel mogelijk de rotonde op en daar net zo lang op blijven rondtoeren tot beide dames een afslag hebben genomen, zodat ik een andere uitweg kan kiezen.

Tof dat geen van beiden kiest voor de afrit richting Dukenburg, want mijn dochter heeft geen tijd voor al te veel rondjes om de fontein; die wil gewoon haar trein halen.