Ik heb me nooit erg druk gemaakt over ‘opvoeden’. Ik begrijp uit de bladen, dat menigeen daar een heikel punt van maakt, maar ik doe er gewoon een beetje mee heen. Tot nu toe pakt dat goed uit. Voor mij dan.

Broodstrijd
Toch kent ook ons gezin z’n pijnpunten. Zo start de dag elke keer met een broodstrijd. Een brood dat langer dan 6 uur in de kast vertoeft, is oud. Ondanks dat ik vier vreetgrage pubers heb, hebben de sneetjes een iets langere levensspanne dan zij prettig vinden. En dus vissen ze een versere variant uit de vriezer en laten de oudbakken sneeën voor hun moeder. Helaas eet die ander brood. En is bovendien chronisch op dieet: ik kan dat allemaal niet wegeten. Herhaalde verzoeken om toch echt eerst het ‘oude’ brood op te eten, leverden onvoldoende (lees: géén) resultaat. Dus duw ik voor dag en dauw de vermeende oude sneeën in de zak van het versere brood. De uitspraak ‘wat niet weet, wat niet deert’ gaat op: men stinkt erin. En eet heerlijk vers brood. Denken zullie.

Afwasrel
Op andere momenten ben ik zeer venijnig. Wie vergeet de afwasmachine uit te ruimen, kan rekenen op een bezoekje van moeder aan school. En je schijnt als puber ongelooflijk voor schut te gaan als mams in de aula opduikt om je terug te halen om de klus alsnog te klaren. Zelfs als die moeder er uit piëteit wel voor heeft zorggedragen er picobello uit te zien: make up op het hoofd, fatsoenlijke kleding aan het lijf. Ouders zijn tenslotte zelf ook jong geweest en kennen de gêne die met dit soort acties gepaard gaat. Maar toch: van afstand trek ik de aandacht en wenk dan met een krom vingertje het betreffende kind naar me toe. En jaag het vervolgens naar de fietsenstalling om de 200 meter tussen school en huis opnieuw af te leggen. Deze methode hoeft slechts één keer ingezet te worden: succes verzekerd.

En zo keutelen we wat heen op opvoedkundig vlak. Vijf minuten eerder op voor de broodactie en een eenmalig ritje naar de onderwijsinstelling: als ik m’n zin maar krijg!