Vóór de hoofdingang van het UMC St Radboud staat Huize Heyendael, een prachtig kasteeltje. En hoelang ik inmiddels ook al over het terrein van het ziekenhuis loop – en dat is járen en járen omdat ik ooit behept was met een paardengebit waar de tandendokters in de Achterhoek geen raad mee wisten én haalde op tienjarige leeftijd m’n linkerduim dermate vakkundig open aan de rand van een conservenblikje dat de buig- en strekpees kwam te overlijden – dat kasteeltje zie ik nog steeds.

Vaak vallen dingen je niet meer op, gewoon omdat ze er altijd zijn en je er dus geen speciale aandacht meer aan besteedt. Maar Huize Heyendael is anders. Voor mij dan. Terwijl het Radboud steeds moderner oogt door de nieuwbouw, terwijl de auto’s eromheen supersonisch met de tijd meegaan, fietsen alleen nog in hybridevorm langssuizen, staat dat kasteeltje daar gewoon de tand des tijds te doorstaan. Rustig, robuust, indrukwekkend. En wakkert in dat Achterhoekse grietje dat ooit op de meest basic manier trouwde – in positiekleding op een gratis maandagochtend om haar kind niet als bastaard geboren te laten worden – een weggedrukte droom aan om ooit in gala over het bordes te schrijden.

Straks heb ik er een afspraak. Zonder prins, zonder dress code. Maar ik kan je op een boterloos briefje geven dat dat paardengebitje met bungelend duimpje nooit had gedacht daar ooit over de drempel te stappen om een training webschrijven te gaan geven.