Ik doe het met padden. Sinds gisteravond. De paddentrek is weer flink begonnen, en zullie blijken zich niet te beperken tot kantooruren.

Gisteravond liet ik onze honden uit, zoals altijd rond half tien: stikkedonker. Ik doe dat in het parkachtige gebeuren achter ons huis. Een zeer natuurlijke omgeving, want weliswaar naast de autobaan, maar verstoken van elke vorm van techniek: geen lantaarnpalen, niets. Ik heb begrepen dat dat heel stoer is, dat ik daar loop. Ik zou in die donkerte maar zo verkracht kunnen worden, preekt de buurt. Zelf schat ik die kans zeer klein in: welke man positioneert zijn wellustige lichaam in hemelsnaam in de bossages langs een pad waar niemand komt?

Behalve ik dan. En nu dan ook de padden. En die beestjes zie je dus niet. Je voelt ze wel. Als ik hun zweefduiken een heel andere richting geef, omdat ze tijdens hun ‘vlucht’ geraakt worden door het puntje van mijn schoen. Of erger: als ik op ze ga staan, omdat ik denk dat ze een blaadje zijn. Het leidt tot een soort ‘cardio met padden’: een dribbelachtig, springerig loopje a la John Cleese die een heel scala aan variaties ontwikkelde voor zijn Ministry of Silly Walks. Heel goed voor je hart: versnellen en vertragen met zijwaartse schaarbewegingen. Aanrader!