rangeerterreinEn daar gaat de trein, in een sukkeldrafje richting rangeerterrein. Aan boord zijn twee mensen: de machinist en mijn moeder. Die laatste is onzichtbaar voor de buitenwereld, want alle lichten in de trein zijn uit. Dat was al zo toen ze haar opklapfiets naar binnen zeulde en een plaatsje zocht. Ze kon gaan zitten waar ze maar wilde: in de hele coupé was niemand te bekennen, wat een weelde! Het vertrek liet wat op zich wachten, maar mijn moeder is een geduldig mens. Ze keek vanuit het donkere treinstel op haar gemakje naar al die mensen die de trein links lieten liggen, maar wist te voorkomen dat er in haar hoofd een kwartje zou vallen.

Tevreden hoorde ze hoe de motoren gestart werden en voelde hoe de trein zich in beweging zette. Echt op gang komen, deed hij niet. En al snel stond hij weer stil. Na een tijdje gingen zelfs de motoren uit. Op dat moment kreeg mijn moeder weer voldoende hersenactiviteit om het kwartje te laten vallen: ‘Het zou toch niet?!?’ Ja, dus wel: ze was in een trein gestapt die naar het rangeerterrein gereden zou worden. Dus daar stond ze nu. In volledige eenzaamheid. Ze rommelde, grotendeels op de tast, wat rond in de trein. Zag een bordje hangen, maar kon in het duister niet lezen wat erop stond. Er moest licht komen. Dus maakte ze veegbewegingen langs alle wanden, net zolang tot ze een lichtknopje vond. Toen terug naar het bordje dat ze eerder gezien had. De boodschap daarop bleek heel toepasselijk: mensen die opgesloten waren in de trein moesten 112 bellen en vragen naar de NS. Goede tip, vond mijn moeder, die onmiddellijk op zoek ging naar haar telefoon, die ongetwijfeld ergens in haar bepakking zat. Maar waar?

De trein was dankzij mijn moeder – die hoogstpersoonlijk licht in de duisternis gebracht had – een stralend middelpunt op het rangeerterrein. Dat was niet onopgemerkt gebleven voor de buitenwereld. Vanuit de verte naderde een NS-medewerker die toch wel heel benieuwd was wie er voor God speelde in die verlaten trein. Dat was dus een keurige, 71-jarige dame die net haar mobiel naar haar oor bracht om hulptroepen in te roepen. ‘Dat kan wel een uurtje of wat duren voor u weer op het station bent, mevrouwtje’, waarschuwde hij haar met strenge blik.

Uiteindelijk kostte het haar maar een half uur. Soms is de NS dus wél snel!