BillenBij de eerste zonnestralen steken in de voortuinen de billen de kop op, vooral vrouwenbillen. Voorovergebogen, en dus met het achterwerk pront in de lucht, maken ze de tuin zomerklaar. Ik zie hún billen – geen probleem, prima konten – en dus zien zij de mijne. En daarvan ben ik me helaas heel erg bewust. Omdat ik door onze lieve Heer vorstelijk bedeeld ben en daar met mijn eetpatroon zelf nog een schepje spek bovenop heb gedaan, steekt er tijdens mijn tuinacties minstens een kuub bil boven ons heggetje uit. Ik stel me dan zo voor dat de bewoners van de omringende huizen allemaal met hun neuzen tegen hun ramen gedrukt staan om dit unieke fenomeen te bekijken. Ondertussen stoten ze elkaar joelend aan en bellen ze hun vrienden om ze voor het evenement uit te nodigen. Steeds als ik met mijn roodaangelopen kop, een bijkomend probleem als je half ondersteboven hangt, overeind kom, kijk ik schielijk rond.

Hoe groot is de menigte die plezier aan mij beleeft? Tot nu toe valt het mee, ogenschijnlijk tenminste. Doorgaans heb ik geen enkel openlijk bekijks, maar ik ben zo overtuigd van mijn amusementswaarde dat mijn achterwerk voortdurend in mijn gedachten is als ik wied, schoffel en hark. Aangezien het in is om te denken in oplossingen in plaats van in problemen heb ik een tweeledige aanpak gekozen. Op de eerste plaats ben ik de charmes gaan zien van een verwilderde tuin; ik begeef me dus zo min mogelijk op het bedreigende perceel.

En verder kies ik de aanval door een column te schrijven over mijn bilpartij. De spaarzame zielen in mijn omgeving die mijn allesomvattende achterwerk de afgelopen jaren over het hoofd hebben gezien, bied ik daarmee een extra kans op vertier tijdens een lentewandelingetje. Maar tegelijkertijd weet iedereen dan tenminste dat ik het ook weet: ja, ik heb ruimbemeten billen! Gelukkig – ik tel mijn zegeningen – ben ik wel de enige mens in de straat die ze niet kan zien. En daar word ik dan weer blij van. Iedereen tevreden!