Opvoeden is voor mij niet ‘zo’n ding’. Ik doe gewoon maar wat. En Ben draagt van datzelfde laken een pak. Toch verkeert ons gezin niet in een staat van totale en voortdurende anarchie. We hebben het meestal leuk samen, en af en toe schreeuwen we onze zes keeltjes rauw. De kinderen zijn tot nu toe tevreden over dit proces, ook de puberende varianten.

Ik ben me er doorgaans ook niet zo van bewust dat wij het anders doen. Tot ik eens in de zoveel tijd een zwaar-op-de-hand-ouder tegen het lijf loop. Gebeurt zelden, mijn voelhorens zijn goed genoeg om dat risico tot een minimum te beperken. Als het dan tóch gebeurt, leg ik onmiddellijk de vinger op de zere plek – maar ik hoed me ervoor mijn diagnose uit te spreken: hou die kinderen toch niet zo kort. Rommel eens in je geheugen: hoe was je vroeger zelf? Vertrouw eens op hun eigen intellect en inzicht. En praat me ze, en graag vanaf den beginne. Je kunt niet ineens in gesprek raken, als de nood je ertoe dwingt.

In onze huiskamer hangt een foto van jongste dochter en jongste zoon. Zij als man, hij als prinses. Zij vier jaar oud, hij drie. Zomaar een leuk plaatje. Wel wat wazig, want door mij geschoten. Maar een klant van me was verrukt: wat geweldig dat dat mocht. Zelf was ze altijd vrij kort gehouden. Een pas naast de gebaande paden was niet wenselijk. Nou: bij ons is dat bijzonder wenselijk. Fatsoensrakkers en meelopers zijn er genoeg in de wereld. Mensen met een exta sausje zijn van harte welkom. Juist die mix is leuk.

Maar aangezien ik van aard toch wat conservatief, voorzichtig en nadenkend ben, heb ik wel even met de driejarige overlegd toen hij als prinses naar het carnaval van de peuterspeelzaal wilde: in een mooie witte jurk met roze lint, met rouge op de wangen. Natuurlijk mocht hij, zo nodig zou ik zelfs een paar prinsesseschoentjes voor hem opduiken. Maar ik heb hem ook verteld dat er risico’s waren: dat andere kinderen het wel eens ‘mal’ zouden kunnen vinden. Dat ze hem misschien zouden gaan plagen. Tom was in die tijd nog een rokhangerig manneke: wat onzeker en niet erg op z’n gemak op de speelzaal. Type: geen held, wel sokken. Maar ook eigengereid, zo bleek. Hij vond het een mooie jurk, dus dat was zijn uitdossing voor die dag. Aldus geschiedde. En niemand lachte, want onze peuter stond als een huis voor zijn zaak.

De vrouwenkleding heeft hij inmiddels allang losgelaten. Hij is een ‘echte jongen’. Maar wel één die, net als zijn broer en zussen, weet wat hij wil. En dat – nog steeds –  prima onder woorden kan brengen: vastbesloten, goedgeargumenteerd en diplomatiek.