Puinbak‘Weet je wat hij doet? Dan valt er een flats pindakaas van zijn mes en die blijft hangen op een keukenkastje. Denk je dat hij daar even een lapje over haalt? Nee joh, bén je nou gek?!?’.

Aan het woord is mijn 17-jarige dochter die in Amsterdam op kamers woont. Dat haar drie huisgenoten allemaal jaren ouder zijn, is geen probleem; dat ze er zo’n puinbak van maken, dat is wél een probleem. Floor is mateloos, dus haar luidruchtige briespartij is nog niet klaar. Ik klem mijn handen om mijn hoofd, om medeleven te veinzen. In werkelijkheid is dat de enige manier om stiekem mijn wijsvingers op mijn gehoorgang te drukken, zodat de decibellen geen onherstelbare schade toebrengen aan mijn gehoor.

En dóór gaat Floor: ‘Wat die kerels dus ook doen: haren in het doucheputje achterlaten. Dat is toch te goor voor woorden?!? In de woonkamer plak ik gewoon aan de vloer vast, omdat ze wél knoeien, maar nooit dweilen. Exclusief voor Amsterdamse keukenkastjes: daar groeien schimmels! Nou, niet omdat ik zo’n viespeuk ben, dat snap je. En je weet hoe ik op de centen ben, maar die lullo’s roven mijn eten gewoon uit de koelkast!’

Mijn medeleven komt niet echt goed op gang. Wat ik wel voel, is een milde vorm van genoegdoening. Zeventien lange jaren heb ik met dit vrouwke in één huis moeten leven en allemáchtig wat maakt die meid een zootje van iedere plek die ze bezoekt. Best fijn dat ze haar werkterrein nu enigszins heeft verlegd, helemaal naar het verre Amsterdam. Er gloort bovendien hoop nu ze aan den lijve ondervindt hoe leuk het is als je de puinbak van een ander moet opruimen. Misschien daalt nu eindelijk in dat de ultieme droom van haar pappie en mammie nooit was om als dienstmeid te fungeren.

Maar een mens moet nooit te vroeg juichen, dus als ze in onze keuken aan het koken slaat, vragen we haar toch kordaat (en met een angstig voorgevoel) om alles weer netjes achter te laten. ‘Ja, nee, natuurlijk, dat spreekt voor zich’, lacht ze ons lief toe. Ze kookt, eet, rommelt nog wat en moet dan ineens en onmiddellijk weg, anders mist ze de bus. De keuken laat ze ‘netjes’ achter: de ovenschaal staat aangekoekt en wel op het aanrecht, bord en bestek hebben het niet gered tot aan de afwasmachine, op het fornuis liggen ingebrande groenten die de pan wisten te ontspringen en de vetspatten zijn terug te vinden op de muren van de hele u-vorm van onze keuken. ‘Netjes hoor, lieverd! Kom je snel weer eens langs?’