Voor voetbal loop ik niet warm. Het spijt me…. Toch zal ik de komende weken steeds vaker een oog op het WK werpen, want de sfeer, de saamhorigheid en stiekem ook wel de spanning doen me meer dan ik vroeger wilde toegeven. Maar wijsheid komt met de jaren, dus ik hoef mijn ware ik niet meer te verbergen. Ik zwijmel bij de oranje vlaggetjes die wapperen, m’n hart maakt een sprongetje bij het horen van Vuvuzela’s, m’n mond krult als jongetjes met rimpels en doorleefde koppen oerbrullend hun enthousiasme of teleurstelling ventileren. Ik WK mee!

Maar ik start langzaam op: de eerste wedstrijden zijn geheel aan me voorbij gegaan. Pas bij Nederland-Denemarken heb ik het scherm eer aan gedaan. Om er na een kleine tien minuten weer bij weg te lopen: te saai, te weinig leven in de brouwerij. Maar m’n lief zat zo eenzaam te kijken. Hij heeft daar geen last van – integendeel zelfs, misschien –  dus ik ben bij de tweede helft weer aangeschoven. Ook toen duurde het niet lang: moet je blij worden van een voorsprong van 1-0 als de bal  via het hoofd van een zwarte Deen (my kind of man) en via de rug van een bleke Deen in zullie eigen doel gaat? In oorlog en liefde is alles geoorloofd, maar in sport? Kweetutniet….

Straks maar weer efkes proberen. Nu gewoon aan het werk!