Onze fietsende natie kent minstens één afvallige: c’est moi. Ik heb noodgedwongen natuurlijk ook de nodige kilometers weggetrapt: een mens wordt niet met rijbewijs geboren. Maar sinds m’n 18e ontwikkelde ik vooral m’n rechter enkelspier. Als die al bestaat. ‘Gassen’ kan ik als de beste!

Zo’n instelling laat natuurlijk sporen na. Ik heb best wel veel been. En veel kont. Vooral in mijn  jongere jaren zag ik de aanwas van lillend vet met lede ogen aan, maar de voluptueuze vormen konden me (letterlijk) niet bewegen tot actie. Ben ik buitenshuis, dan zit ik in een auto. En dat blijft zo. Om mysterieuze redenen werd ik vlak voor m’n 40e verjaardag getroffen door een gezondheidsaanval. Die duurt nu al bijna een jaar en lijkt dus een structureel onderdeel van mijn leven te vormen. Fietsen is nog steeds uit den boze, maar ik bevind me wél drie keer in de week in de sportschool en loop hard: zes keer per week vijf kilometer. Petje af voor mezelf!

Ondertussen wacht mijn fiets lijdzaam af tot er zich een spaarzaam moment van gebruik voordoet. Steeds vaker wordt hij bestegen door kinderkonten, aangezien ik ‘er toch niets mee doe’. Maar vooral omdat ze hun eigen ijzeren rossen totaal aan gort rijden. Slagen in wielen, verlichting die niets meer presteert, bagagedragers die sneuvelen, banden die met een knal hun levensadem uitblazen.

De grootste tweewielige patiënt is de fiets van Bart (15). Zijn omafiets doet mee aan alle voornoemde kwalen, behalve de bagagedragerperikelen. Voorzichtige schatting van de reparatiekosten: 100 euro. Dat is dat ding dus écht niet meer waard. Ik heb een niet-reanimeren-verklaring uitgevaardigd: het ding is dood verklaard.

Wie redt Bart? En heeft daarbij enige consideratie met de portemonnee van zijn moeder? Wij zoeken een goede fiets: heren of oma. Geen opknapper, want we hebben hier alleen maar linkerhanden voorradig. Voor maximaal 100 euro, want ik weet welke weg ook deze ‘nieuwe’ fiets zal gaan. Maak ons blij!