Dik donkerbruin haar, amandelvormige donkere ogen, prachtige lippen, een kaarsrechte neus met een wipje aan het eind. Haar benen onder haar stoel, met de enkels over elkaar gevouwen. Haar pen in haar linkerhand, de pols ietwat krampachtig gebogen om geen vlekken in haar schrift te maken. Ze was mooi, maar leuk vond ik haar niet, die eerste jaren van de lagere school.

In de vierde klas – bij meester Elgershuizen – kwam de ommekeer. Waarom en waardoor? Ik weet het niet meer. We begonnen bij elkaar over de vloer te komen. Ik  in het kleine, blinkend schone huisje van jouw moeder. Aan de afwas – die je altijd probeerde te ontvluchten onder het kopje ‘dringend toiletbezoek’ – in jullie met granieten aanrechtblad uitgeruste keukentje. Op de slaapkamer die je met je oudere zus deelde. Draaiden we daar stiekem Stephanie Mills op de platenspeler, dan moest na de sessie een haar teruggelegd worden op de kap van het apparaat. Zuslief legde die daar neer om illegaal gebruik van haar spullen te voorkomen. Een valstrik. 

En dan weer bij mij thuis, een totaal andere wereld. Een groot huis, altijd rommelig. Je leerde me poetsen: ook achter de verwarming zit stof. Je verbaasde je over de was die op alle radiatoren lag te drogen. Genoot waarschijnlijk van alles wat bij ons mocht: krijttekeningen maken op de keukenvloer, hutten bouwen in de tuin, met groene knieën terugkomen uit het bos.

En later: gefozzel met jongens. Weer later: trouwen en kinderen. Nog later: met z’n tweeën naar Aruba, een reis voor vermoeide huisvrouwen. Weet je nog: we waren 30 toen, hadden samen 7 kinderen, maar werden aangezien voor jonge stagiaires. Nog even, de tijd gaat snel, en dan wil ik graag in hetzelfde bejaardentehuis als jij. Mijn liefste vriendin: zo anders, zo eigen!