Wat doe je met kinderen die hun intellectuele capaciteiten verslonzen? Ik wist het niet. En deed niets. Natuurlijk had ik ze aan de keukentafel kunnen vastspijkeren, of hun ruggen met een karwats kunnen geselen. Ik had ook kunnen staan schelden en tieren tot ik er hoofdpijn van kreeg. Maar ik hou niet van ruzie.

Ik ben bovendien allergisch voor zuchtende, steunende moeders die hun kroost op het gemoed werken: ‘Kindje, je vergooit je toekomst … Doe het dan voor mij!’. Ook die aanpak verdween dus als niet-optioneel in de annalen. En dan blijft er weinig anders over dan bidden, duimen en – in het geniep – handenwringend hopen.

De vier kinderen in onze collectie vormen qua karakter twee koppeltjes: nummer 2 en nummer 4 ontwikkelden in een vroeg stadium voldoende plichtsbesef om ‘op niveau’ te presteren. Voor de een is dat de HAVO, voor de ander het VWO. Mammie tevreden. De andere twee, nummer 1 en 3, zijn uit ander hout gesneden. Zij hangen het luiheidsprincipe aan: een magere voldoende is goed genoeg. En inschattingsfoutjes – waardoor de magere voldoende een vette onvoldoende wordt – horen bij het leven. Komt wel goed. Of niet. Deze filosofie is extra catastrofaal als het brugjaar een periode van twee jaar beslaat en bovendien pas na afloop daarvan leidt tot een keuze voor HAVO of VWO. Primus en Tertia mikken dus op de magere voldoendes op HAVO-niveau. VWO komt nicht im Frage. Mammie niet blij.

In oktober 2009 denderde er ineens een wonder bij ons binnen. Zoon Bart, halverwege HAVO-3, meldde zich met spijkers en een hamer in de keuken. Of ik hem wilde vastspijkeren, elke dag. Hij moest bekennen dat zijn VWO-hersens hem niet langer voldoende indekten tegen onvoldoendes op HAVO-niveau. Zijn strategie – vertrouwen op zijn herseninhoud en verder niets uitvoeren – leverde nog slechts verschrompelde vruchten op waar niets mee te beginnen was. Bovendien kreeg hij door dat de HAVO niet zijn eindstation moest zijn. Dat er nog een lang leven wachtte na zijn middelbare school en dat wat meer uitdaging wenselijk was. Ergo: de HAVO-cijfers moesten omhoog, het VWO moest erachteraan en daarna lonkte de universiteit. Hamer, spijkers en studeren maar. We zijn nu ruim een jaar verder en Bart gaat als een speer. Als hij nu ook nog zijn onderbroeken in, in plaats van náást, de wasmand deponeert, is hij een droomzoon.

Tertia, die eigenlijk gewoon Floor heet, was zo mogelijk nog erger. Zoon Bart was lui, maar altijd bedachtzaam. Floor is vanaf haar tweede – wat is er toen toch in dat meiske gevaren? – een ongeleid projectiel. Ze leeft maar raak, denkt nergens over na en komt overal mee weg. Zij zit nu in dat vermaledijde tweede brugjaar. Over een half jaar wordt duidelijk of ze naar het VWO mag. Ik weet echter niet beter dan dat het de HAVO wordt, daar heeft mevrouw vanaf haar intreding op de middelbare school geen enkele twijfel over laten bestaan. Haar cijfers ook niet trouwens: daarover stuur je geen brieven naar huis, wat een scores …

Vorige week kreeg ze haar rapport. En ik een SMS: ‘Rapport is waardeloos, wil je mij vastspijkeren?’. Haar impulsieve karakter indachtig telde ik niet per direct mijn zegeningen. Deze inkeer kon wel eens van zeer tijdelijke aard zijn. Maar heel voorzichtig begin ik te juichen: middag na middag zitten we met een grote pot thee, waarvoor zij overigens bedankt, gezusterlijk naast elkaar om de wonderen van natuur, taal, geschiedenis en aard te ontwarren. Ze vindt het fijn, zei ze gisteren. Het valt eigenlijk allemaal wel mee, als je er eenmaal voor gaat zitten, vond ze. En, voegde ze toe: we doen dit niet om de HAVO-cijfers op te krikken, we gaan voor een VWO-advies. Zo zie je maar: wie op haar negende ongesteld wordt en dus in de puberteit schiet, die wordt op haar dertiende ineens heeeeel wijs!