Blog
Zitten
10 mrt
Anno 2015 is het not done om te zitten. Met dit nieuwe gezichtspunt gooien kranten en tijdschriften je ongeveer dood. Mogelijk komt dat omdat de wetenschap twee zekerheden overboord heeft moeten gooien en nu wanhopig naar vervangende middelen zoekt om de mensheid te onderdrukken.
De geleerden verloren het pressiemiddel van de schijf van vijf: al dat melk drinken en kaas eten blijkt helemaal niet zo goed. En depressieve mensen die al decennialang tegen heug en meug buiten rondjes rennen tegen de somberheid kunnen daar per direct mee stoppen: beweging helpt niet aantoonbaar tegen stemmingswisselingen. Die beide jukken kunnen we dus van ons af gooien: melk en kaas kun je gewoon aan de kant schuiven als je er kokhalsneigingen van krijgt en je mag daarnaast lekker op je krent blijven zitten, hoe somber je ook bent.
Oeps, nee: toch niet! Want zitten is het nieuwe roken. En roken staat voorlopig nog te boek als slecht. Zitten is dus verwerpelijk, tenminste als je het te veel en te lang doet. We moeten verplicht ieder half uur een ommetje verzinnen. Even een kopje koffie halen, ook als je geen dorst hebt. Of de was aan de lijn hangen, zelfs als het regent. En regelmatig documenten printen, hoeveel bomen daarvoor ook gerooid moeten worden. Of even een loopje naar de supermarkt, voor een boodschap die best kan wachten.
Ik voorzie grote problemen voor de nabije toekomst. Werkgevers zullen constant hun medewerkers kwijt zijn en kinderen zoeken voortdurend brullend van angst naar hun ouders. En zie de niet-zittenden maar eens terug te vinden. Dat is een onhaalbare taak, maar we móeten hem uitvoeren. Al was het maar om zélf even niet te zitten. Want zitten is het nieuwe roken en dus catastrofaal.
Badmat
09 mrt
De badmat – welke badmat dan ook – is mij een doorn in het oog. Voor een lap stof van 90 bij 60 centimeter betaal je makkelijk vijftien euro. De fabrikanten moeten zich dagelijks ziek lachen om de winst die zij maken op een afdruipmatje dat even op maat gesneden en omgezoomd moet worden. Ik leen mij daar dus niet voor; lachen doen ze maar om een ander.
Ik stelde soepeltjes mijn eisen bij, de afgelopen jaren. Een badmat hoeft niet langer aan zeer strenge criteria te voldoen. Mijn badmatwensen beperken zich tegenwoordig tot: niet te hysterisch van kleur, geen afdrukken van kinderhandjes erop en max vijf euro. Dat blijkt een lastige combinatie, maar op badmattengebied ben ik een geduldig mens. Ik druip met plezier maanden langer af op een volledig sleets lapje als ik daarmee voorkom dat fabrikanten ten koste van mijn portemonnee in voornoemde lachstuip schieten.
Probleem 2 is lastiger. Na lang zoeken heb je dan de felbegeerde lap tegen een redelijke prijs. Je stelt je voor hoe je de volgende ochtend je poezelige voetjes plaatst op een hoogpolige tapijtje, dat juichend de laatste douchedruppels absorbeert. Mis! Die nacht zijn er een paar mensen gaan plassen en die zijn over het lapje gelopen: alle hoogpoligheid is naar elders vertrokken. Wat rest is een platgetrapte treurnis die zich niet laat opheffen. Behalve als je je dagen slijt met het dwangmatig uitschudden en opkloppen van tenenkazerig katoen. Of als je een gebiedsverbod uitvaardigt: niemand mag de badmat betreden; de badmat ligt er slechts voor het mooi. Praktischer en goedkoper: weg de badmat.
Bijkomend voordeel: met een natte, glibberige vloer verdienen we dan ons maximale eigen risico moeiteloos terug. Twee botbreuken en we hebben het er al uit! Ja, die badmat, die heeft z’n langste tijd bij ons gehad.
Lekker snackje
26 feb
Ik rook het meteen toen ik de garage inliep: een kersvers gedraaide drol. Mijn man en kinderen hebben niet de gewoonte om bij opkomende aandrang onmiddellijk hun broek te laten zakken en zich ter plaatse te ontlasten. Hen trof dus geen blaam. Onze honden zijn wat flexibeler in drollendraaierij, maar hebben geen toegang tot de garage. De keutels die zij niet kunnen wegknijpen tot de volgende wandeling plaatsen ze in de serre of in onze bloemperkjes, waarvoor dank.
Dat betekende dat de schuldige endeldarm verbonden moest zijn aan het lichaam van een kat. Aan die van ons zelf of aan Maatje, onze logeerkat. De kattenbroeders Kees en Joep staan bij mij op een enorm voetstuk, dus ik deed een vluchtig schietgebedje dat het inderdaad Maat was die zich niet aan de fatsoensnormen had weten te houden. En jawel: de ‘vrije kakker’ had de plaats delict nog niet verlaten. Heerlijk opgelucht lag Maat op een doos vol oud papier tevreden zijn oogjes naar me dicht te knijpen.
De dader was dus achterhaald, maar de keutel nog niet. Die bleek met zorg geplaatst op een plastic bewaarbox in de hoek van de garage en was helaas niet erg vormvast. Een halfzachte, ingezakte soufflé, daar leek hij bij nadere beschouwing op. De stank ging alle perken te buiten. Kokhalzend van weerzin besloot ik dat het beter was hem een tijdje te laten indrogen. Dan zou ik niet nú, maar pas over een paar dagen over mijn nek gaan.
Maar het probleem werd veel eerder en makkelijker opgelost: beide honden vonden de drol bijzonder aantrekkelijk, in vorm en geur. Ze hebben hem opgevreten, de schatten.
Reddy
25 feb
Ik ben net wezen lunchen met een vriendin. Was erg leuk. Kom thuis en tref mijn man aan die net onze houten vloer in de olie heeft gezet. Dat is zo mogelijk nog leuker. Omdat hij net zit uit te puffen met een kopje koffie schuif ik even bij hem aan. We babbelen wat onzin heen en weer en ondertussen pluk ik wat folders van tafel, waaronder een van Reddy. Reddy zit in de olie, niet voor vloeren, maar om mee te bakken, braden en koken. Prima, ook Reddy heeft recht op een inkomen. Dat inkomen mag nog wel wat groeien, moeten ze hebben gedacht. Dus werd er een actie bedacht en een foldertje ontworpen.
Als ik een fles Reddy aanschaf en een bonneke invul, krijg ik het aankoopbedrag terug. Moet ik wel even kiezen uit drie producten: Reddy Bakken & Braden, Reddy Koken en Bakken of Reddy Zoete Keuken. Die laatste kun je bijvoorbeeld gebruiken als je een cake wilt bakken. Dat wil ik nooit, want een cake moet opgegeten worden en daar ben ik bovenmatig goed in. Terwijl de brandblaren nog op m’n tong staan, heeft de cake zich al moeiteloos en vastberaden op mijn heupen weten te nestelen: die gaat daar nooit meer weg.
De toelichting bij deze variant doet dus voor mij ab-so-luut niet ter zake, maar heeft me inmiddels wel al een uur in zijn greep. Er staat namelijk: ‘Natuurlijke zoete smaak’. Reddy vond dat zelf een beetje wazig, en terecht. Daarom is er een sterretje bij geplaatst. Dat sterretje verwijst dan weer naar de uitleg op de toelichting. Ik ben geen voorstander van spoorzoeken in een tekst, maar kon me natuurlijk niet inhouden. Dus, vooruit, lezen maar weer: ‘Dankzij de speciale samenstelling van de oliën i.v.m. zonnebloemolie’. Ik moet hier een tijdje intellectueel op kauwen en het blijkt een taai stukje te zijn. Alles bij elkaar is de boodschap: Reddy Zoete Keuken heeft een natuurlijke zoete smaak dankzij de speciale samenstelling van oliën in verband met zonnebloemolie. In verband met zonnebloemolie?!?
We zijn nu een uur verder. In dat uur heeft mijn man zinvolle dingen gedaan, terwijl ik me 60 minuten lang loop af te vragen wat Reddy me nu had willen zeggen. Reddy weet het zelf ook niet, denk ik. Die dachten gewoon: ‘Daar moet nog wat tekst, maakt niet uit wat. Laat iemand in godsnaam die leegte opvullen.’
Dat is gelukt, maar er stáát niks, in die zin. Of wel, beste Reddy?!?
Gezéllig!
23 feb
Lekker hoor: ’s ochtends vóór het werk even de honden uitlaten. Heb je meteen zelf een frisse neus en met een beetje geluk een gezellige ontmoeting met de vaste wandelaars en hun viervoeters. Of je komt iemand tegen die je nog niet kent en die bovendien niet gezellig is. Dat kan ook.
Dus daar ging ik: warme jas aan, muts over de kop getrokken en hond Willem netjes aangelijnd omdat hij anders de kuierlatten neemt om nooit meer terug te keren. Hond Moos is een brave hendrik, voor hem is een riem niet nodig. Na tien minuutjes heerlijk kuieren, zag ik uit de tegenovergestelde richting een mevrouw aankomen. Met aangelijnde hond. Zij riep van verre al: ‘Houd die hond bij je!’. Beetje onaardige woordkeuze, maar goed. Ik riep brave hendrik terug, maar hij is geen robot, dus draafde nog een stukje door. Mevrouw raakte in licht overspannen toestand en riep haar opdracht nóg een keer, met een aanvullende portie irritatie. Volgzaam als ik ben, riep ik nog maar een keer en jawel: brave hendrik luisterde keurig. Mevrouw passeerde mij en beet me toe dat haar hond écht beet, dat zou nog een keer mis gaan en bovendien was dit geen losloopgebied. Klopt. Je ziet er zelden een aangelijnde hond, maar officieel mogen ze er niet los lopen.
Ik zei heel vriendelijk dat ze haar hond misschien een muilkorf kon omdoen. Als ze me tijd van spreken had gegeven, had ik haar kunnen vertellen dat brave Hendrik daar zelf ook een tijd mee heeft gelopen. Toen hij puberde was hij erg hanig en wilde hij nog wel eens een hapje proberen te nemen uit argeloze collega-viervoeters. Daar maak je geen vrienden mee en je loopt je rondje dan ook niet erg ontspannen. Voor ons was het een perfecte oplossing.
Dat hád ik dus kunnen vertellen als mevrouw van een andere soort was geweest. Ze begon meteen verbaal van zich af te bijten (je vraagt je dan toch af van wie haar hond het heeft). De strekking van haar kanonnade was dat ZIJ haar hond niet hoefde te muilkorven, IK moest me gewoon aan de regels houden. Ik heb haar gezegd dat ik helemaal niet van plan was er ruzie over te maken en liep door. Je gaat toch niet op je 45e staan kijven met een leeftijdgenoot? Daar is de ochtend, de dag en het leven te mooi voor. Maar misschien geldt dat niet voor de mevrouw. Zij torst mogelijk een bak ellende met zich mee die je je ergste vijand niet zou toewensen. En dan kan het lastig worden om het gezellig te houden. Ik wens haar sterkte. Echt!
Stappen
18 feb
Het is zondagochtend, kwart voor zes. Mijn blaas staat op knappen, dus ik wurm me tussen twee dikke, vette katten uit en ga richting wc. In gepast tempo, want een te hoge snelheid leidt in slaapdronken toestand tot gezwabber en tenenstoterij; te trage actie resulteert onvermijdelijk in een natte broek. Ik ben namelijk zo’n vrouw die haar benen even kruist als ze moet niezen, om ongewenste lozingen te voorkomen. Hoge nood kan ik dus al helemaal niet afdoen als iets wat nog wel even kan wachten.
En dan zit je daar je ding te doen en dan denk je: ‘Is dat jong eigenlijk wel thuisgekomen vannacht?’ Dat jong is onze 16-jarige zoon die de avond ervoor het pand verliet om bij Doornroosje een feest te bezoeken waar, naar later bleek, geen zak aan was (meneer drukt zich graag helder uit, excuus daarvoor).
Terug naar de kwestie: Is het jong thuis? Daar twijfelde ik sterk aan, want de terugkeer van al onze kinderen gaat gepaard met een enorme bak herrie. Ik verdenk ze ervan dat ze de oprit oprijden, de garagedeur openmaken, de oprit weer afrijden en dan met een aanloop en zoveel mogelijk ruchtbaarheid de garage inscheuren. Die aanpak getuigt niet van veel ‘verplaatsing in het ouderpaar’, maar is wel makkelijk: ik tel de bonken en weet feilloos hoeveel kinderen er weer veilig thuis zijn. Die nacht echter nul keer bonk, dus nader onderzoek was wenselijk.
Ik sloop de trap op, naar de wanordelijke zolderkamer van het jong. Zijn deur staat open en dat is geen best teken. Meneer sluit zich volledig af van de rest van het bestaan en zal zich dus nooit of te nimmer onafgesloten te rusten leggen. In zijn kamer tref ik aan: een tapijt van kleding, lege kwarkbakjes, schoolboeken, bestek en onbestemde troep. Maar geen zoon. Ik sukkel weer een verdieping lager, wring mijn lijf behoedzaam terug tussen de katten en neem de mobiele telefoon ter hand om een whatsapp-berichtje te verzenden: ‘Leef je nog?’ Per kerende post meldt de zoon dat hij inderdaad nog onder de levenden is. Verder geen toelichting.
Om 7 uur, als zijn vader nét achter zijn eerste kopje koffie zit, komt meneer binnenlopen. Feest was niks aan, dus hij is al (al?) om vier uur vertrokken. En is toen even (even?) bij zijn zus en zwager langsgegaan. In de 24 uur die volgen, zien we hem één keer kort verschijnen om een paar boterhammen naar binnen te proppen. Na een volledig etmaal in bed weet hij zich maandagochtend nog te verslapen ook.
Luisteren, me hoela!
12 feb
Ik weet het niet precies, maar ik denk dat een foetus van 20 weken al kan horen. Je drijft knus, maar ietwat verveeld in de baarmoeder rond en op een dag hoor je de bromstem van je vader, de zachtere stem van je moeder en die irritante tinkelbal die ze op haar buik heeft hangen. Een maand of wat later word je naar buiten gedreven, rechtstreeks een enorme herrie in. De demping en het vetlaagje van mams baarmoeder en buik zijn ineens verdwenen en de wereld stroomt rechtstreeks je gehoorgang in.
Dat houdt voorlopig niet op ook. De gemiddelde mens hoort en luistert al vóór hij zichtbaar is en blijft dat tot op hoge leeftijd doen. Behalve dan de mensjes die het ongeluk hebben om doof geboren te worden. En de mensen die helaas een hersenvliesontsteking oplopen en daar hun gehoor mee verliezen. Dan zijn er nog de lijders aan het syndroom van Usher, voor hen houdt het geluid op een kwade dag ook op. En natuurlijk zijn er degenen die nooit die hoge leeftijd bereiken, door ziekte of een ongeluk. Maar verder: iedereen hoort en luistert minstens zeventig jaar dat het een lieve lust is.
En nou zie ik op Facebook een cursus Luisteren langskomen. Daar word je toch helemaal niet goed van?!? Dan ga je twee dagen in groepsverband leren luisteren. Voor het zachte prijsje van € 1500,-. Exclusief btw natuurlijk, dus je kunt ruim € 1800,- aftikken. Daar is wel twee keer een lunch bij inbegrepen. Nou, dat moet wel een enorm feestmaal zijn! Vliegen ze daar een chef-kok voor in, of zo?
Natuurlijk, er zijn mensen die wél horen, maar níet luisteren. Heel hinderlijk. Maar die lui hebben daar zelf weinig last van, hoor. Die vinden dat ze uitstekend functioneren en dat ‘de ander’ zich maar moet aanpassen. Die gaan écht de poeplap niet trekken om een niet bestaand probleem te tackelen. Ik gun de mevrouw die de training verzorgt alle goeds van de wereld, maar bij mij zal ze geen gehoor vinden. Om over daadwerkelijk luisteren maar te zwijgen …
Slaap
03 feb
Al vroeg in ons huwelijk introduceerden we ‘de gele matras’. Dat was een oud en wat viezig ding waar Ben naar verbannen werd als hij gedronken had. Niet dat hij dan lallend en kotsend door het bed kruipt, maar hij wil na rijkelijke inname nog wel eens wat onduidelijke teksten opdreunen, benevelde, zware ledematen op mij leggen of halverwege de nacht een vreetkick ontwikkelen. Dus preventief: naar de gele matras met die man.
Jaren later, echt járen later, noopten een aantal nieuwe omstandigheden ons tot een evaluatie van ons nachtelijk samenzijn. Sindsdien slapen wij allebei, elke nacht, alleen. Ben in de echtelijke slaapkamer, ik in een eenpersoonsbed op mijn kantoor.
De schuld ligt bij mij: ik snurk, ik heb een lichaamstemperatuur en ik neem plek in. Ben is van alle drie die eigenschappen niet gecharmeerd. Hij schrikt zich kapot als mijn decibellen door de kamer trillen en dat schijnt nogal eens te gebeuren. Verder zweet hij zich het ongans in een bed dat door twee lichamen wordt warm gestookt en aangezien ik leef, produceer ik inderdaad temperatuur. En tot slot heeft hij een imperialistische slaapcultuur: hij wenst onbegrensd zijn gang te gaan met het neervlijen van hoofd, romp en ledematen. Zonder objecten – in de vorm van zijn vrouw – die hem ook maar een haarbreed in de weg leggen (liggen, in dit geval). Dus ik droop af, beschaamd en treurig.
Maar het tij is gekeerd. Niet dat ik gestopt ben met snurken, dat doe ik tot mijn schaamte nog steeds. Mogelijk zelfs heviger dan toen, maar daar maalt niemand meer om. Omdat ik daarnaast niet ben gestorven en gecremeerd, produceer ik ook nog steeds lichaamswarmte en neemt mijn lijf plek in. Maar het kan niemand meer wat bommen. Ik mag zelfs hopen dat die eigenschappen nu doorgaans een positieve waardering krijgen.
Het gekeerde tij zit hem in mijn ‘bed-beleving’. Ik slaap met twee dikke, vette katten in mijn knieholte en heb de gordijnen de wacht aangezegd. Niemand die klaagt over die vieze beesten op bed of smeekt om verduisterende lappen die het uitzicht op de beginnende dag benemen. En het belangrijkste: ik durf gewoon in slaap te vallen. In de drie nano-seconden tussen liggen en maffen zwelt mijn gesnurk vast al aan, maar: ‘Boeien!’
Dochters van Churchill
27 jan
Ben heeft lang gedacht dat hij getrouwd was met Ingeborg Albers. En hij dacht ook dat zijn oudste dochter net als hijzelf een Hakstege is. Vanmiddag heeft hij ontdekt – in de krant nota bene – dat de waarheid ietsje anders ligt. Beide vrouwen, 45 en 19 jaar oud, zijn Churchills: Ingeborg Churchill en Maartje Churchill. En dat is niet best.
Veel weet ik niet van onze stamvader. Winston deed goed werk in de Tweede Wereldoorlog, liet zich niet in de luren leggen door schoft Hitler en loodste zijn landgenoten en veel Europeanen op het vaste land naar betere tijden. En hij was erg groot, behoorlijk lelijk en veel te dik. Daarbij is hij ook nog dood. Heel erg dood zelfs: hij stierf in januari 1965, een kleine vier jaar te vroeg om mij te verwekken. Toch vermoedt mijn man een genetische verwantschap tussen de Britse politicus en mij. En via mij met onze dochter.
Wat zei Churchill namelijk: ‘Beslissingen kunnen het beste worden genomen door een groep mensen met een oneven aantal, waarbij een groep van drie net te groot is.’
Laat dit even op u inwerken.
Ja? Heeft u hem? Dat er dan dus een ‘groep’ van één persoon overblijft? Nou, die groep heet bij ons thuis Ingeborg. Of Maartje. Nooit Ben.
Had hij die krant maar niet moeten lezen.
Sekskat
20 jan
Afgelopen zomer bedacht mijn dochter dat het leuk zou zijn om haar vriend een kat cadeau te doen. Over de aanschaf zelf maakte ze zich geen zorgen: op Marktplaats vind je ze gratis en voor niets. Maar, vroeg ze me, met onverwachte helderheid van geest: ‘Wat kost zo’n beestje aan onderhoud en wat moet er sowieso aan verspijkerd worden?’ Ik schudde alles zonder enige moeite uit de mouw: voer, een kattenbak met inhoud en een spaarpotje voor ernstige, maar niet te ernstige, ziektekosten. Want een ontstoken oog laat je behandelen, maar een gebroken poot is financieel gezien wel erg onaantrekkelijk. Oh, en neem een kater, want anders zit je vóór je het weet met een hele collectie mini-katjes. Reserveer ook een paar centen voor een eventuele castratie, want hitsige katers kunnen gaan sproeien en produceren dan een allesverzengende stank.
Daags voor de verjaardag van vriendlief tuften we met Floor naar een nieuwbouwwijk in Ewijk, waar twee kattenbroeders zaten te wachten op adoptie. In het huis heerste een kakofonie aan herrie. De ouders hadden vrienden op bezoek en het viertal wisselde zeer luidruchtig de laatste ervaringen uit, terwijl ze hun best deden binnen een uur ieder 12 sigaretten weg te dampen. Te midden van de mist ontwaarden we minstens drie kinderen die aan het gamen waren. Ook zij beknibbelden niet op de decibellen. Man, wat een herrie daar! De vrouw des huizes nodigde ons binnen en babbelde zich onverstoorbaar een weg naar een diepe, afgesloten voorraadkast. En daar zaten ze: moeder kat, twee mini-katjes en een poezebeest dat niet nader werd toegelicht. De kleine heertjes waren banger dan ik een kat ooit heb gezien. Na een soort drijfjacht op die ene vierkante meter wisten we er één te pakken te krijgen. Hij scheet bagger. Niet letterlijk overigens. Herhaalde pogingen om ook met zijn broertje aan te pappen, mislukten jammerlijk. We konden dus kiezen uit broer 1, wel zo makkelijk. Die namen we dus maar.
Dan denk je dus dat je een soort van miezerige kneus in huis haalt. Zo’n beestje waar je eigenlijk niets mee kunt, behalve hopen dat je ooit leert leven met je teleurstellende aanschaf. Maatje ontwikkelde zich de eerste weken echter boven verwachting. Hij leek een soort van identiteitscrisis te hebben, want in gedrag was hij eerder hond dan kat. Heel erg gericht op Floor en haar vriend Vic, aanhankelijk en meneer luisterde zelfs als hij geroepen werd. Maar dat was vóór hij ging puberen.
Want waar zitten we nu mee? Met een compleet oversekste kater die alles en iedereen wil bestijgen. Als hij hier logeert, bespringt hij onze eigen katten onverhoeds van achteren en stoot daarbij paringskreten uit. Dat bevordert de toch al fragiele betrekkingen met beide (heteroseksuele) oudere heren niet bepaald. Verder dringt hij zijn overspannen libido ook op aan mensenhanden, waarop hij dan een pompend achterlijf loslaat. Heel gênant. Echt heel, heel gênant. In de volgende fase zal hij waarschijnlijk toekomen aan onze honden: eerst aan de wat kleinere Willem en dan aan de grote Mo. Ik verwacht dat ook die toenaderingspogingen op niets uitlopen en hoop van harte dat Floor en Vic nog iets in hun castratiepotje hebben zitten. Donaties zijn welkom!
Laatste reacties