Blog

Weggeknipt uit Health Valley

Op 17 maart was ik als journalist aanwezig bij Health Valley, een bijeenkomst van gezondheidszorg, onderzoekers en bedrijfsleven. Mijn taak: het interviewen van kopstukken die aanwezig waren. Cameraman Stefan Beljon en ik verschansden ons een dag lang in de perskamer om onder ander Gerard Kleisterlee (Philips), Emile Lohman (voorzitter Raad van Bestuur van het UMC St Radboud) en Jan Jonker (directeur Health Valley) uitspraken te ontlokken.

Als ik de filmpjes bekijk, zijn we daarin geslaagd. Jammer genoeg heb ik – zoals vooraf afgesproken – geen enkel bewijs van mijn journalistieke bijdrage: mijn vragen zijn weggeknipt. U zult mij op mijn groene ogen moeten geloven…

Falling apart

Ik begin te desintegreren: de onderdelen vallen er nog nét niet af, maar bepaalde ‘lichaamsfacetten’ laten hun actieve rol steeds meer varen.

Anderhalf jaar geleden begon mijn rechterheup op te spelen en hij speelt nog steeds. Ik zou beter een  laag-bij-de-grondser leven gaan leiden, maar aangezien ik met hakken geboren ben, is dat een lastige. Omdat het tijdtechnisch gezien het snelst is zelf een diagnose te stellen, heb ik besloten dat de heupproblemen voortkomen uit tekortschietende lengte van het rechterbeen. Feitelijk zijn beide benen te kort, hoogpotigheid is geen forte van me. Maar wie een kort linkerbeen heeft en een nóg korter rechterbeen gaat hobbelen en overbelasten. De heup trekt nu met voortdurende signalen aan de bel.

Maar omdat ook mijn oren niet meer naar behoren werken, hoor ik de alarmbellen gelukkig niet rinkelen. Nu heb ik echter ook problemen met mijn rechterduim. Het scharnier hapert pijnlijk als ik de duim naar links uitklap. Wat een mens verbazingwekkend vaak doet op een dag, weet ik inmiddels. Dokter Hakstege houdt er door deze bijkomende problematiek rekening mee dat de heupdiagnose niet accuraat is geweest, wellicht is er sprake van reuma-achtige kwalen. Ik hou mijn hoofd echter flink in het zand. Het zit daar goed!

Tijdens mijn dagelijkse hardloopsessie traden hedenochtend ook nog eens scheuten op aan de linkerzijde van het lichaam: buitenzijde enkel. Het is daar niet helemaal kits, maar bikkel als ik ben, liep ik ‘door de pijn heen’. Ten slotte hebben ook mijn ogen in de gaten, dat ik inmiddels 40 ben. De aanschafkosten voor een bril heb ik mezelf weten te besparen door voorlopig ook over deze achteruitgang nog in denial te blijven.

Maar ik voorzie dat ik zeer binnenkort ben verworden tot een bezienswaardigheid: een vrouw zonder rechterhand, zonder rechterbeen, zonder oren, zonder ogen en zonder linkervoet. Er blijft dan een asymmetrische homp vlees over die weldra flink zal groeien: fatsoenlijk sporten is niet mogelijk in deze incomplete status, gewichtsaanwas is dan onvermijdelijk. Ik zoek nog wel iemand die me wil komen duwen. Anyone?

Op speciaal verzoek van één van mijn lezers, plaats ik hier een ernstiger geval van desintegratie:

Freestyle opvoeden

Ik heb me nooit erg druk gemaakt over ‘opvoeden’. Ik begrijp uit de bladen, dat menigeen daar een heikel punt van maakt, maar ik doe er gewoon een beetje mee heen. Tot nu toe pakt dat goed uit. Voor mij dan.

Broodstrijd
Toch kent ook ons gezin z’n pijnpunten. Zo start de dag elke keer met een broodstrijd. Een brood dat langer dan 6 uur in de kast vertoeft, is oud. Ondanks dat ik vier vreetgrage pubers heb, hebben de sneetjes een iets langere levensspanne dan zij prettig vinden. En dus vissen ze een versere variant uit de vriezer en laten de oudbakken sneeën voor hun moeder. Helaas eet die ander brood. En is bovendien chronisch op dieet: ik kan dat allemaal niet wegeten. Herhaalde verzoeken om toch echt eerst het ‘oude’ brood op te eten, leverden onvoldoende (lees: géén) resultaat. Dus duw ik voor dag en dauw de vermeende oude sneeën in de zak van het versere brood. De uitspraak ‘wat niet weet, wat niet deert’ gaat op: men stinkt erin. En eet heerlijk vers brood. Denken zullie.

Afwasrel
Op andere momenten ben ik zeer venijnig. Wie vergeet de afwasmachine uit te ruimen, kan rekenen op een bezoekje van moeder aan school. En je schijnt als puber ongelooflijk voor schut te gaan als mams in de aula opduikt om je terug te halen om de klus alsnog te klaren. Zelfs als die moeder er uit piëteit wel voor heeft zorggedragen er picobello uit te zien: make up op het hoofd, fatsoenlijke kleding aan het lijf. Ouders zijn tenslotte zelf ook jong geweest en kennen de gêne die met dit soort acties gepaard gaat. Maar toch: van afstand trek ik de aandacht en wenk dan met een krom vingertje het betreffende kind naar me toe. En jaag het vervolgens naar de fietsenstalling om de 200 meter tussen school en huis opnieuw af te leggen. Deze methode hoeft slechts één keer ingezet te worden: succes verzekerd.

En zo keutelen we wat heen op opvoedkundig vlak. Vijf minuten eerder op voor de broodactie en een eenmalig ritje naar de onderwijsinstelling: als ik m’n zin maar krijg!

Geachte heer Benedictus,

 Vandaag eindelijk, en veel te laat, de daad bij het jarenlange woord gevoegd: ik ben weg bij de paus en zijn kompanen.

De paus zal op het eerste gezicht best tevreden zijn over ons. Ons gezin lijkt tenslotte een beste aanwinst voor de kerkelijke kudde met wel vier (bepotelbare) kindertjes. Kom er nog maar eens om anno 2010. Dit specifieke kwartet is echter het voortvloeisel van twee geloven, dus we weten wel wie tussen pa en moe in lag toen de conceptie tot stand kwam. Om satan nog wat extra te matsen, is er ook geen ene van gedoopt. Niet door ons tenminste. Oma Truus, inmiddels bijna 93, stond in het verleden bekend om haar doopacties in het grijze circuit. Zonder de onwillige ouders daarvan op de hoogte te stellen, duwde zij borelingen efkes met het hoofdje onder de kraan van haar eigen keukenblok. Om hun zieltje veilig te stellen. Het kan zijn dat onze kinderen diezelfde weg zijn gegaan…

Ik ben nooit erg tuk geweest op de kerk. Het is een log, conventioneel instituut waarin ik niets herken en ook voor het ceremoniële loop ik niet warm. Dat argument geldt waarschijnlijk voor velen, maar de kerk is als een schaap dat op zijn rug terecht is gekomen: niet bij machte om mee te bewegen en opnieuw op te staan. De kerk staat feitelijk als een verlamde chipolatapudding met van paniek opengesperde krentoogjes op tafel te wachten, te hopen dat we tóch een hapje nemen. Misschien wel twee.

Het zal inmiddels duidelijk zijn dat ik ben uitgegeten. Inderdaad omdat dat instituut eeuwen achter de feiten aanloopt. Maar vooral omdat ik het on-ge-loof-lijk vind wat dat instituut de wereld inslingert. We mogen niet homosexueel zijn. En waarom dan wel niet? Doen we daar iemand kwaad mee? Zolang het om ‘consenting adults’ gaat, is er toch niets aan de hand? We mogen geen condooms gebruiken, ook niet als we met bosjes tegelijk neervallen tot een heel continent in ellende gewenteld is. Nee, dat snap ik wel: Jezus en zijn vader hebben rond het jaar nul écht gedacht dat het uit elkaar rukken van gezinnen, het ouderloos maken van kindertjes, financiële rampspoed en een afschuwelijke dood verreweg te prefereren waren boven een afname van de bevolkingsaanwas. Als er in Godsnaam maar kinderen geboren worden – en er weer een RK-streepje bijgezet kan worden – dan mogen ze, ná hun doop, rustig doodgaan aan AIDS. Da’s beter dan niet geboren worden, want dan hebben we dat streepje niet, he? En waar komt het ridicule idee vandaan dat de roomse rakkers van sex verstoken moeten blijven? Niet van Jezus hoor; denk maar niet dat die op een houtje zat te bijten.

Tis beter nu met mijn gefoeter te stoppen: ik ga een postzegel plakken. En dan een loopje maken naar de brievenbus. Ik heb post voor de paus…

Het Hazenpad kiezen in praktijk

Ik lees op Omroep Gelderland:

Een vrouw werd op het Kavelpad belaagd door een onbekende man. Na de aanranding nam hij de benen in de richting van het Hazenpad.

Paardentanden en bungelend duimpje in Huize Heyendael

Vóór de hoofdingang van het UMC St Radboud staat Huize Heyendael, een prachtig kasteeltje. En hoelang ik inmiddels ook al over het terrein van het ziekenhuis loop – en dat is járen en járen omdat ik ooit behept was met een paardengebit waar de tandendokters in de Achterhoek geen raad mee wisten én haalde op tienjarige leeftijd m’n linkerduim dermate vakkundig open aan de rand van een conservenblikje dat de buig- en strekpees kwam te overlijden – dat kasteeltje zie ik nog steeds.

Vaak vallen dingen je niet meer op, gewoon omdat ze er altijd zijn en je er dus geen speciale aandacht meer aan besteedt. Maar Huize Heyendael is anders. Voor mij dan. Terwijl het Radboud steeds moderner oogt door de nieuwbouw, terwijl de auto’s eromheen supersonisch met de tijd meegaan, fietsen alleen nog in hybridevorm langssuizen, staat dat kasteeltje daar gewoon de tand des tijds te doorstaan. Rustig, robuust, indrukwekkend. En wakkert in dat Achterhoekse grietje dat ooit op de meest basic manier trouwde – in positiekleding op een gratis maandagochtend om haar kind niet als bastaard geboren te laten worden – een weggedrukte droom aan om ooit in gala over het bordes te schrijden.

Straks heb ik er een afspraak. Zonder prins, zonder dress code. Maar ik kan je op een boterloos briefje geven dat dat paardengebitje met bungelend duimpje nooit had gedacht daar ooit over de drempel te stappen om een training webschrijven te gaan geven.

Cardio met padden

Ik doe het met padden. Sinds gisteravond. De paddentrek is weer flink begonnen, en zullie blijken zich niet te beperken tot kantooruren.

Gisteravond liet ik onze honden uit, zoals altijd rond half tien: stikkedonker. Ik doe dat in het parkachtige gebeuren achter ons huis. Een zeer natuurlijke omgeving, want weliswaar naast de autobaan, maar verstoken van elke vorm van techniek: geen lantaarnpalen, niets. Ik heb begrepen dat dat heel stoer is, dat ik daar loop. Ik zou in die donkerte maar zo verkracht kunnen worden, preekt de buurt. Zelf schat ik die kans zeer klein in: welke man positioneert zijn wellustige lichaam in hemelsnaam in de bossages langs een pad waar niemand komt?

Behalve ik dan. En nu dan ook de padden. En die beestjes zie je dus niet. Je voelt ze wel. Als ik hun zweefduiken een heel andere richting geef, omdat ze tijdens hun ‘vlucht’ geraakt worden door het puntje van mijn schoen. Of erger: als ik op ze ga staan, omdat ik denk dat ze een blaadje zijn. Het leidt tot een soort ‘cardio met padden’: een dribbelachtig, springerig loopje a la John Cleese die een heel scala aan variaties ontwikkelde voor zijn Ministry of Silly Walks. Heel goed voor je hart: versnellen en vertragen met zijwaartse schaarbewegingen. Aanrader!

Duts in het digitale rijk

Mijn zusje vond haar weg door het baarkanaal toen ik op de dag af 16 maanden was, en was sindsdien mijn liefste zusje. Op haar vijfde merkte ze al fijntjes op dat dat makkelijk scoren was: er zijn verder geen zusjes. En ook geen broertjes. It’s just the two of us. Maar dat doet niets af aan het feit dat ik haar op handen draag. Ondanks haar atletische lijf, waarmee ze mij onbewust wel erg met de neus op de grilligheid van genen drukt. Ondanks haar hersencapaciteit die mijn intellect reduceert tot een klef, grijs balletje cellen. Ondanks haar sportiviteit en bijbehorende spierkracht waar ik nooit aan zal kunnen tippen. Ondanks…

Zoals zij voor mij een soort boegbeeld is, zo zijn de social mediafanaten dat ook. Ik doe mee aan de digitalisering hoor: het zal me toch niet gebeuren dat de digitale ontwikkelingen volledig aan me voorbij gaan. Dus ik twitter, en verbaas me daar aan de lopende band over de scherpzinnige beschouwingen van de daadwerkelijk onderlegden. Ik schiet foto’s door naar Flick’r, en trek daar geruime tijd voor uit om tot een succesvolle afronding te komen. Ik lees over het onderwerp, en verdwaal vervolgens in wat allemaal mogelijk is. Kortom: ik voel me met grote regelmaat ongelooflijk oogloos in het digitale rijk. Alsof ik niet alleen blind, maar feitelijk zónder oogkassen uit bovengenoemd geboortekanaal ben gegleden.

Tot ik dan een mail van mijn supersonische zusje krijg. Angela woont al twintig jaar op Aruba en moet zich behelpen zonder al die geweldige tv-zenders die wij hier hebben. In april staat haar schoonmoeder op de rol van Memories. Maar zussie kan de Nederlandse zenders niet ontvangen. Dat vindt ze toch wel heel erg jammer: maakt schoonmama haar tv-debuut en kan zij er niet van genieten. Verbazingwekkend: ze heeft er dus geen benul van dat Uitzending Gemist al haar problemen op kan lossen. Ik heb dus een mail teruggestuurd met een link naar Uitzending Gemist. Komt er een bericht terug waarin ze haar onuitsprekelijke dank tóch uitspreekt, maar waaruit overduidelijk blijkt dat ze niet gezien heeft dat er een link in mijn antwoord zat geplakt. Als ze al iets gedacht heeft, was het: ‘God, wat overdreven grondig van Ip dat ze dat stukje tekst én blauw én onderstreept heeft geschreven’. Op Aruba woont dus een digitale duts. En mijn eigen dutsgevoel moet ik nog maar eens  langs een redelijker lat leggen: ik geloof dat ik toch aardig voor de grootste horde inwoners van het Rijk der Blinden uitloop.

Kees Kak en de gestreepte dalmatiër

Samen met meneer Ipscript loop ik over onze landerijen. Hij rookt een sigaretje in de tuin, ik helaas ook. Gespreksonderwerp – vergeef ons, we zijn al bijna 20 jaar samen – de katten Kees en Joep. Kees heet in de volksmond Kees Kak: hij heeft een voorkeur voor het lozen van onwelriekende afvalproducten op ochtendjassen en dekbedden van onschuldige kindertjes. Aan hem besteden we dus niet te veel tijd; hij verdient geen aandacht. Dan maar de pijlen gericht op Joep. Pikzwart, maar dan toch maar nét niet. Ik baal van de witte haartjes die er hier en daar tussendoor piepen. Ik hou van orde. Mijn wederhelft vindt het ‘wel geinig: net een gestreepte dalmatiër’. Zoals we de werkster opwaarderen naar interieurverzorgster, zo promoveren we een feitelijk mislukt katertje tot een unicum. Dát moet de kracht zijn van de gelukkige populatie: zelfs krenten zien waar niet eens pap geserveerd wordt!

Overdreven tuk op taal

Ik moet wel eens plassen. Eerlijk gezegd moet ik verrekt vaak plassen. Mijn blaas legt het af tegen de liters thee die ik naar binnen werk. Eerdaags zal ik me bij een uroloog moeten melden om in dagbehandeling een nieuw elastisch sluitinkje rond de blaas te laten aanbrengen; anders ga ik behoren tot de groep vrouwen die kuis de benen kruist bij nies of hoest. Met mijn moyenne blijft het toiletbezoek niet beperkt tot de huiselijke pot. Ik doe altijd een afscheidsplas voor ik naar een afspraak ga en weet dan nipt de toiletruimte bij de klant te halen. Vermits deze zich niet buiten de actieradius van mijn blaas bevindt. Anders breng ik de firma Shell een spoedbezoekje.

Meestal red ik het minstens tot de parkeerplaats van mijn doel, en dankzij het grote aantal vaste klanten kan ik de locaties van hun toiletruimtes blindelings en tijdig vinden. Maar dan raak ik toch zó confuus van dit soort boodschappen.

Door (te?) spoelen knop 5 seconden vasthouden….

Huh?