Blog

Rennend vrouwenvlees houdt niet van poepende herder

Maar een paar mensen zijn op de hoogte van mijn laatste bevlieging. De man met de twee herders wiens honden ’s ochtends rond dezelfde tijd poepen als de mijne. En mijn lief en jongste zoon. Tegen de tijd dat zij de badkamer instappen, zien ze mij al langshoppen over het pad achter ons huis. De andere kinderen missen mijn kunstje, omdat ze te lang op één oor liggen. Mijn ouders missen het, omdat ze 100 kilometer verderop wonen. Mijn zusje mist het, omdat ze 7000 kilometer verderop woont. Maar ondertussen is het feit een volgroeid FEIT aan het worden: ik loop hard.

En da’s een bijzonder eigenaardige omstandigheid. Van oudsher is mijn zusje de atletisch gevormde sportieveling die moeiteloos hardloopt, buikspiert en opdrukt. Mijn forte zit meer in de consumptie van taaie toffees, de wat hardere dropsoorten en kaiserbroodjes met witte chocola. Gaat moeiteloos naar binnen. En vervolgens net zo makkelijk door naar de linker- en de rechterbil. Aan mijn lijf geen miezerige, gespierde billen. Wie in mijn anatomie een hamstring weet te ontdekken, is een knappe jongen. Ook de benen zijn alom aanwezig: helaas niet in lengte, maar ter compensatie dan weer wel in de breedte. 

Maar wat héb ik al die jaren genoten van al de verboden vruchten die ik mezelf toestond. Schuldgevoel leek me een nutteloze vervuiling van mijn Vreetzame Walhalla: beter prop je gewoon door. Tot er een dag aanbreekt waarop het ineens anders moet. Zonder (merkbare) goddelijke interventie zag ik het licht. Ik beoefen nu al bijna een jaar met matig succes de voedselreductie en betreur ten zeerste dat ik me op de loze dagen beter voel dan op de propdagen: dat garandeert voortzetting van deze ellende tot diep in m’n pensioen. En toch, en toch. Hard gaat het niet, maar ik ben natuurlijk kilo’s kwijt. Dat scheelt een maat, soms twee. En dat oogt toch wel pretzaam. Ik doe m’n best het weg te drukken, maar ik voel  af en toe dat ik glim van trots. Beetje gênant.

Maar ook motiverend to keep the good works going. En om door te schieten. Want nu heb ik in een onbewaakt ogenblik ook nog de sigaret aan de wilgen gehangen. En we weten wat dat doet met de weegschaal. Die raakt overstuur en zendt berichten door die we niet willen ontvangen. Ik verrek het om weer zwaarder te worden. En ik verrek het om nóg minder te eten, tis verdorie geen hongerwinter: de lente komt eraan! Dus moest het calorieënverbruik omhoog. De drie sportschoolsessies per week zouden mijn verse verschijningsvorm niet in stand kunnen houden, dus zocht ik naar geschut dat zwaar genoeg was om mijn lichtheid te verdedigen. Sinds een maand draaf ik nu zes ochtenden in de week achter ons huis: minstens vijf, maar vaak ook zes kilometer. Heen en weer, heen en weer: met de walkman (bestáát dat fenomeen nog?!) op het hoofd en de twee honden als stoottroepen voor me uit passeer ik m’n eigen huis een keer of zes. De man met de poepende herders – om half 7 ’s ochtends de enige mens – vervloekt me waarschijnlijk: zijn reu houdt van rennend vrouwenvlees. Het vrouwenvlees beantwoordt die liefde niet. Hondje (45 kilo) moet dus aangelijnd blijven. Jammerrrrr…

'Maar er moet meer zijn!'

Kamer kind 2Ik hou een scherrrrp oog op de reinheid in mijn kantoorpand. Ik tolereer geen zwerfvuil, van geen enkele aard. Niet omdat ik uitzonderlijk proper ben, maar omdat ik bij de geringste verstoring van mijn omgeving in een onwerkbare situatie terecht kom. Het ‘pand’ beslaat namelijk twaalf vierkante meter, die grotendeels in beslag worden genomen door een logeerbed (nooit gasten), een kledingkast (kledingroede dekt de lading beter) en ‘wasapparatuur’. Ergens temidden van deze onmisbare items (spreek uit: ietums) zit Ip. Achter mijn rug staan droogtrommel en wasmachine die bij tijd en wijle voor flink wat onderdrukte hilariteit mijnerzijds zorgen. Opdrachtgevers die telefonisch contact opnemen, denken turbines aan te horen slaan (het centrifugeren van onze voorlader) of in een windhoos terecht te zijn gekomen (de droogtrommel).

Ik hou me vanzelfsprekend op de vlakte, want wil voorkomen dat men ontdekt dat ik niet in een flashy omgeving mijn inspiratie botvier, maar weggedrukt zit in m’n eigen huishouden. En ik duim heel hard, dat er niemand belt als de voorlader zich opmaakt voor een mega-centrifugeersessie. Afgezien van de onuitsprekelijke herrie, zorgt zijn enthousiasme ook voor trillingen waar Richter wel een schaal aan zou willen hangen. Ik denk een drie. De vibraties sidderen ook door mijn monitor heen. Focussen op informatie is dus niet mogelijk. Wie wat van me wil weten: bel na de aardbeving.

Vrijdag is doorgaans een rustige dag. Beltechnisch gezien. Dus bij uitstek geschikt om wat wasjes weg te draaien. Mijn kinderen zijn niet zo thuis in het properheidsprincipe. Zij huldigen de ‘lopende, proactieve moeder’: dat is een menssoort die zelf op pad gaat om allerhande vuil te lokaliseren en te verwijderen. Heel soms voldoe ik ineens aan dat plaatje. Namelijk als ik een wit wasje wil draaien en natuurlijk alleen mijn eigen witte t-shirts (2) en witte blouse (1) in de wasmand aantref. “Maar er moet meer zijn!”, hoor ik quizmaster Gaston al brullen. En ja: er is meer! Kijk maar eens wat mijn oudste twee voor mammie verzameld hebben.

Noot 1: via de titel van het boek laat mijn zoon in ieder geval nog een excuus achter.

Kamer kind 1 

 Noot 2: ik heb nóg twee kinderen….

Van Mierlo: neigend naar te zwaar en dus precies goed

Ik verkeerde nog in de preconceptionele fase toen Van Mierlo beviel van Democraten 66. Hij was een jonge God, ik was min drie. Hij was ook tien jaar ouder dan mijn vader, waardoor er 38 jaren tussen ons liggen. Die zijn echter niet onoverbrugbaar. Sterker: ik was verrekte jong toen mijn oog op de man-met-de-vele-voorletters viel. Mijn oog bleef daar ook liggen. ‘Door Van Mierlo hield je zelfs van politiek’ kopt de Volkskrant vanmorgen. Nah…, ik weet het niet. Door Van Mierlo hield ik gewoon van Van Mierlo. Die rustige, intelligente uitstraling. Die grote handen. Dat grote, lange lijf. Neigend naar te zwaar en dus precies goed. De donkere, sonore stem. Bourgondisch, en toch ook wat somber, zonder échte Anschluss met de wereld om hem heen.

Na zo’n lofzang zou je verwachten dat ik nu met wat prachtige, beeldende herinneringen op de proppen zou komen. Bekijk de afbeelding op ware grootteMaar mijn geheugen is niet mijn sterkste punt. En laat het dus inderdaad afweten: de betrouwbaarheid van onbetrouwbaarheid. Ik ga ook niet op internet struinen om toch wat bladvulling te genereren. Want eigenlijk is het wel mooi: HAFMO laat bij mij gewoon een niet nader te definiëren zweem achter van intelligentie, humor en ‘lijf’.

A Dieu!

Health Valley Nijmegen

Health Valley brengt initiatieven op het gebied van zorg en technologie in Oost-Nederland bij elkaar. Grote namen als Gerard Kleisterlee (Philips), Clemens van Blitterswijk (MIRA) en Emile Lohman (UMC St Radboud) werken eraan mee. En ook aanmerkelijk kleinere namen als Ipscript. De organisatie van het event vroeg me een aantal interviews ‘op camera’ te verzorgen. Of ik tijd had? Die máák ik! Of ik zin had? Nou en of!

Health Valley Event is een congres met daaraan gekoppeld een uitgebreide informatiemarkt. Op het congres en de informatiemarkt presenteren bedrijven en kennisinstellingen hun nieuwste producten en innovaties op het gebied van Health. De informatiemarkt is tevens de centrale ontmoetingsplaats van het evenement.

Het doel van de Health Valley Events is om alle prachtige initiatieven in Oost-Nederland zichtbaar te maken. Maar naast het tonen van de successen bieden de Health Valley Events ook een podium voor kansrijke nieuwe ideeën. Middels pitches en matchmaking sessies wordt er gekeken naar mogelijkheden en samenwerking in nieuwe initiatieven.

Bent u werkzaam in de Health sector? Of houdt u zich bezig met business, innovatie en wetenschap in Health? Dan is het Health Valley Event 2010 een evenement dat u niet mag missen: 17 maart in De Vereeniging in Nijmegen.

Italiaans bakbeest zaait hijgerige paniek

Opgegroeid in weelde, maar opgevoed met mate. Dat gaat mis. Uiteindelijk. Vandaag: door een fancy koffie-automaat. Kijk, ik ben ‘best wel’ van deze tijd. Ik weet al jaren van de hoed en de verspillende rand. Voor alles bestaat een machien, en voor elk kledingsetje een bijpassende schoen. Waarom op één been staan, als je er ook twee kunt gebruiken? Vooral omdat schoenen per setje verkocht worden. Waarom kiezen als de optie ‘doe mij maar alles’ ook bestaat? Ik ken die wereld en kijk er niet van op. Maar dan, vanmiddag, net na lunchtijd. Ik loop het bedrijf van een klant in. Meld me netjes bij zijn secretaresse, die me vraagt even te wachten. Of ik een kopje koffie wil? Dat wil ik niet, maar ik zeg ‘ja’. Ik voeg er meteen aan toe dat ik mezelf zal bedienen, om haar tijd te besparen.

Vol vertrouwen draai ik mijn lichaam richting keukenblok, in de volste verwachting (als ik al enige bewuste hersenactiviteit ontplooide) daar de mij bekende koffie-automaat aan te treffen. Best een geavanceerd ding, maar inmiddels zonder geheimen voor ondergetekende. Duidelijke icoontjes, dus een kind kan de was doen. Vooral het type kind dat geen koffie lust en dus alleen het plaatje met heet water hoeft aan te prikken. Staat daar verdorie ineens een enorm (ENORM!) bakbeest, Italiaans design, veel bling, bling, beetje retro. Sjiek de friemel! De adem stokt in mijn keel. Echt hoor: in dat soort situaties ben ik zó bang, zó bang dat ik niet in staat zal zijn om de werking te doorgronden. Want welke knop moet je hebben? En waar moet het kopje verwachtingsvol met z’n opening paraat staan?

Terwijl ik mezelf razendsnel moed in praat – want waarom zou ik nu de enige mens in het pand zijn die dáár geen heet water uit kan halen – plaatst een heerschap achteloos zijn kopje onder een zilverglimmende toeter. Achteloos, want ondertussen zijn zijn ogen gericht op de collega met wie hij praat. Hij trekt aan een hendel (ik ben niet alert genoeg en mis dus de exacte modus operandi), tikt bijna blindelings op een icoontje en zie daar:  koffie! Daarna ben ik aan de beurt. De heren laten me aan mijn lot over, volkomen onwetend van de hijgerige paniekstatus van mijn brein en lichaam. Wat had die actie met die hendel te betekenen? Hoe voorkom ik dat ik straks die volledige toeter amputeer van de rest van het apparaat? En áls dat al gebeurt: waar verberg ik de brokstukken dan? En waar mezelf? En braakt die toeter ook heet water uit of doet de slurf een eindje naar links dat?

Tis natuurlijk allemaal te bespottelijk om los te lopen: dat apparaat, maar ook mijn overspannen reactie op iets wat ik weliswaar ken als fenomeen (groot, duur, blingbling), maar niet als gebruiksartikel (mijn ouders doen het gewoon met een keteltje water :-S) . Voordat ik met dat hete water aan de slag ga, laat ik wat koele Zen tot me komen en een split second later: voila!

Was het Confucius?

Buiten ligt wéér sneeuw en in mijn hoofd hangt mist. Die twee hebben overigens niets met elkaar te maken, maar ik zocht naar een bruggetje richting Confucius. En dat vond ik niet. Dat moge  duidelijk zijn. De lezer is inmiddels zelf confuus over strekking en richting van dit schrijfsel. Misschien zelfs al afgehaakt, want we zijn allemaal druk en gewend aan kort en snel. Niemand zit dus te wachten op een stuurloze inleiding die geen enkel tipje van de sluier oplicht. Maar daar gaat het nu juist om: dat ik de mistflard in m’n hoofd niet opgelicht krijg, terwijl ik voel dat zich daar een Eureka-moment schuilhoudt.

Wat een paar weken geleden begon met niet meer dan een onrustig gevoel in hoofd en hart, kreeg recentelijk ietskes meer vorm. Iemand (was jij het Corine?) twitterde een uitspraak van een overledene rond, volgens mij was het Confucius. Bij leven was deze man natuurlijk al een beroemdheid, anders had hij 2500 jaar later nooit zijn opwachting op de digitale snelweg kunnen maken. Hij stelde dat je uiteindelijk jezelf verliest als je je dromen niet durft te leven. Zoiets. Ook het citaat doolt rond in de wat benevelde omgeving van mijn brein. Het zal dus niet geheel accuraat zijn, maar de algemene strekking klopt. Nu is de prangende vraag wanneer onder mijn schedeldak een kwartje gaat vallen. Want dát er een droom zit, is duidelijk. Dát ik gas wil geven, is zonneklaar. Maar het ei van Columbus ontglipt me steeds: waar ligt dat nou precies? De bijbel raadt ons aan te zoeken, zodat we vinden. Dat blijf ik dus verwoed doen, maar ik ben onderhand ook wel erg toe aan uitbroeden en Eureka!

Sweerts de Landas

Sweerts de Landas…. Van ‘voren’ heet hij vast Roderick. Of Charles. En hij is van adel: Roderick baron Sweerts van Landas. Een naam die klinkt als een klok en je meevoert naar prachtige landhuizen, politieke arena’s of chemische experimenten. Hij moet in ieder geval iets van belang hebben gedaan, want ik liep vanavond door zijn straat. Prachtige oude huizen steken hun lange nekken boven me uit. Een harde, snijdende wind en ijskoude regen gieren over het plaveisel terwijl het daglicht wegvlucht. Tis bijna een film. Ieder moment kon Sweerst van Landas himself met wapperende jaspanden uit een steegje opduiken en me de stuipen nog verder op het lijf jagen.

Er gebeurde natuurlijk helemaal niets. Na 300 meter vond ik het goede huisnummer, klom een hoge, stijle trap op en stortte me in een oergezellige borrel van het Digitaal Communicatielab in Arnhem. Met dank aan Hanneke en Marco!

Net toch even gegoogled op Sweerts de Landas. Hij is dood. Heel dood. Zoals meestal wanneer je naam aan een straat gegeven wordt. Maar hij was nóg chiquer dan het straatnaambordje deed vermoeden: officieel is het Sweerts de Landas Wyborgh. En hij heette geen Roderick, maar Emile Claude…. Baron én burgemeester van Arnhem.

Een long van vlees

Is een long van vlees? Ja toch? Orgaanvlees. Hou ik niet van, maar doorgaans vreet je jezelf niet op. Dus dit specifieke orgaanvleesje, mijn vleesje, draag ik een warm hart toe.

Ik sukkelde met zwakke longen. En nu ook met zwak vlees. Ruim twee weken geleden ben ik gestopt met roken, na een carriere van 26 jaar. Niet omdat ik ergens last van had, maar na zo’n loopbaan hoef je niet helderziend te zijn om te weten dat je longen er niet florissant bij hangen. Die hielden elkaar waarschijnlijk zuchtend en kreunend overeind. Wilden niet zeuren, dus hoestten niet. En zouden gewoon op een gegeven moment imploderen en mijn tere zieltje daarmee naar de jachtvelden verplaatsen. Daar vond ik het echter te vroeg voor en ik bad om inspiratie. Na een jaar of zeven met de knietjes op het parket kwam het tot mij: bezieling en discipline. Ik prees de heer, drukte mijn laatste sigaret uit en het feit was een feit. 

Ik legde de afgelopen twee weken een vlekkeloos parcours af: geen enkel afkickverschijnsel en nauwelijks behoefte om toch snel even een trekje te nemen. Tot vandaag. Ik wil met een pakje Tivoli en een borrel (tis bijna 12 uur, dus dat moet kunnen) in de tuin gaan zitten mijmeren. Jas lekker aan, honden en waterig zonnetje erbij, beetje tegen de crocussen aanpraten. En al die sigaretten wegpaffen. Om daarna weer ‘hare heiligheid’ te worden. Want roken: neh! Maar het vlees is ineens zo zwak….

Waylon

Op vrijdagavond stelt mijn brein weinig eisen. Het verkiest een diagonale of horizontale positie van het lichaam en een low-profile programma op de kijkdoos. Aldus geschiedt vrijdag na vrijdag. Ik ken dus het hele talentenjachtgebeuren op m’n duimpje. In den beginne gebruikte ik mijn onontwikkelde kinderen nog als excuus, maar daar kom ik niet meer mee weg. De kinderen zijn ouder en vooral wijzer geworden: vaak bezichtig ik moederziel alleen (en dus zonder geloofwaardige smoes)  de sliert wannabees die op zo’n avond voorbijtrekt. Ik voorzie ze van commentaar: altijd opbouwend, altijd scherp. Maar laat ik naar mijn ‘pointe’ toewerken: Waylon.

Waylon schitterde in de minst aantrekkelijke show, Holland’s got talent. Hij deed daar James Brown. En stal mijn hart. De jongen heeft een ge-wel-di-ge stem, maar ook ge-wel-di-ge ogen, ge-wel-di-ge wenkbrauwen, ge-wel-dig haar en is oorverdovend sexy. En ja, hij is ook ietwat ondermaats, maar daar heb ik helemaal geen last van. Mijn man was niet bijzonder te spreken over Waylon. Terwijl hij toen nog onwetend was over de aantrekkingskracht die dit heerschap op zijn echtgenote uitoefende. Maar ‘het vrouwtje’ had eens een keer gelijk: Waylon tekende bij Motown en bracht een cd uit. En de zwijmelaar kreeg haar held cadeau van haar lief, nou ja: z’n stem. Iedere ochtend ren ik met Waylon door het park achter ons huis: vier kilometer lang samen genieten. Behalve als m’n oortje uitvalt, dan doe ik het even alleen. Eén verzoek voor de volgende cd: een ander tempo, zodat ik beter in kadans blijf.

Ver te zoeken…

FragonardDeLezeres17701772.jpg image by paverpolIk afficheer mezelf graag als de kalmte zelve, als een positieve en immer goedgemutste oase van rust. Hoe charmant ik de opvliegende passie van anderen (soms) ook vind, ik prefereer een wat rustiger vaarwater.

Ik kies niet voor niets voor het woord ‘afficheren’. Dat is niet om te laten zien, hoe groot mijn woordenschat is. Dat is omdat ik in mijn hoofd een plaatje heb gemaakt van mezelf. En ik ben daarin dus heilig gaan geloven. Net zoals ik mezelf zie als het toonbeeld van moderne emancipatie: ik heb ‘de man’ slechts nodig als mens, als verrijking, maar niet als onmisbare steun en toeverlaat op het levenspad. Mannen zijn leuk, maar niet nodig.

Vanmorgen om 8.44 uur gooide Outlook echter de kont tegen de krib. Ik mocht alles nog lezen, het systeem was zelfs bereid berichten binnen te halen, maar zodra ik mails door wilde sturen of wilde beantwoorden: bam! Deur dicht! Manmoedig probeerde ik zeker tien minuten om deze ellende zelf  ‘even’ op te lossen. Rond 8.54 voelde ik de stress aan alle kanten door het lijf gieren. Uiterlijk onbewogen daalde ik de trap af: daar beneden wist ik een man. Een technische man. Een bereidwillige man. En vooral ook: een kalme man. Nog vóór negenen was ik back on track en geloofde ik al bijna weer in m’n eigen affiche: dat met die kalme, vrolijke vrouw van de wereld.