Ingeborg

Tekstschrijver. Twee zoons, twee dochters, twee honden, twee poezen en één man!

Homepage: http://www.ipscript.nl


Berichten door Ingeborg

Het meisje en haar ogen

Karin Swerink

Het is nog donker als ik me vanmorgen voorover buig over de Volkskrant. Als mijn neus bijna de pagina raakt, zie ik dat ze inderdaad twee verschillende ogen heeft: een bruin en een blauw. De hoofdredacteur van Glamour en ‘Karin van het Hilgelo’ zijn dus een en dezelfde persoon. Toen mijn ogen (allebei groen) de bladzijde scanden, wilde ik het stuk helemaal niet lezen. Tot ik het woordje ‘Winterswijk’ zag. Daar ben ik opgegroeid. Karin is 42 vertelt het artikel. Dan zit er ergens een foutje: de krant meldt dat ze in 1969 geboren is. Ik ook, en ik ben géén 42 en ga dat dit jaar ook niet worden. Volgens mij is Karin van 1968, geboren op 27 juni. Net als ik, maar dan in 1969.

In de zomer van 1983 woonde ze al niet meer in Winterswijk; ze logeerde toen bij haar opa. Ik ontmoette Karin op het Hilgelo, de plaatselijke zwemplas. Natuurlijk vielen die ogen op, maar nog beter herinner ik mij hoe makkelijk ze contact legde. Ze kende niemand, maar schoof gewoon aan bij onze kliek. Had ik nooit gedurfd en ‘nooit’ kunnen we hier letterlijk nemen; ik zou het nog niet doen. Haar enthousiasme en netwerkkwaliteiten hebben haar geen windeieren gelegd: je mag jezelf geslaagd noemen als je hoofdredacteur van een glossy bent. Ik blijf achter met de vraag waar haar krullen gebleven zijn….

Suikerpruik

Mijn zoon vertelt aan tafel dat een van zijn klasgenoten een pruik draagt, een hele dure. Hij had er niets van gezien, het meisje heeft het zelf gemeld. Misschien omdat ze bang is dat het peperdure ding tijdens een gymles op eigen gelegenheid onverwachte en ongewenste verplaatsingen tentoon spreidt. Ze heeft een ziekte ‘met een moeilijke naam’. Gelukkig: geen kanker, die ziekte is lastig, maar de naam makkelijk. “Dan weet jij het wel, he mama?” Ja, mama weet het: alopecia. Een vroegere buurman van ons had het ook, en een oud-collega van me. Die laatste wierp na jaren zijn pruik van zich af en ging met een biljartbal de rest van z’n leven tegemoet: stond veel beter!

Maar de pruiken zijn daarmee niet de wereld uit. In mijn mailbox vond ik een suikerpruik. Klinkt ontzettend gezellig. Ik moet denken aan de kermis: een man met borstelig stekeltjeshaar wordt door de dame van de suikerspin-divisie op de kop in de suikerkuip gehouden. De roze, plakkerige substantie hecht zich aan zijn haar. En de man loopt de rest van de dag ongelooflijk voor paal.
Suikerpruik: het zou ook een klein beestje kunnen zijn. Zoals een pantoffeldiertje. Met het blote oog niet of nauwelijks te onderscheiden, maar heel knus aanwezig in ons leven. Het diertje is natuurlijk onschadelijk, anders had het niet zo’n lieve naam.
Of is het een uitdrukking: de suikerpruik op hebben? Als tegenovergestelde van de bokkenpruik. Kan…

Terug naar mijn mailbox, de vindplaats van de suikerpruik. We blijken er allemaal een te hebben. Het is een harig suikerlaagje aan de binnenkant van onze bloedvaten. Ik blijf gedesillusioneerd achter, mét m’n eigen suikerpruik.

Zie jij wat?

Onze houten vloer is niet meer wat die geweest is. Zes mensen, twee honden en twee katten hebben een ravage aangericht die mijn brein (en zicht) een grote treurnis bezorgden. Hans Francissen van Gelre Parket zou ons verder kunnen helpen, vertelde een vriendin. Deze vloerenman bleek academisch onderlegd. Hij studeerde ooit rechten, strooit te pas en te onpas met Latijnse spreuken en probeerde zelfs ons wat wiskundige logaritmen bij te brengen. Vooral dat laatste is water naar de zee dragen: van die kennis zie je in mijn hersenpan nooit meer iets terug. Cijfertjes hechten zich niet… Inmiddels hebben we ‘Vloeren-Hans’ een keer of drie gesproken en zijn we in staat het gesprek terug te sturen naar de kern: de vloer. Weet-ie ook alles van.

We gingen huiswaarts met een aantrekkelijke offerte voor een getrommelde eikenhouten vloer met authentieke uitstraling. Je ziet ze wel in cafés: ze ogen wat oud en platgetreden. Maar je ziet ze ook in ons huis, realiseerden we ons al snel: onze huidige vloer is al getrommeld, door de hakken van de vrouw des huizes. De authentieke uitstraling zouden we met wat wittige olie eigenhandig kunnen bewerkstelligen. Tijd voor Hans: kom er maar in jongen! Na een ‘keuring’ ter plaatse was Hans het met ons eens. De huidige vloer biedt een troosteloos aanzicht door de afgebladderde lak, maar daar had hij een meester-schuurder voor in de aanbieding. Daarna zou olielaag op olielaag de rest doen. Voor de veiligheid zou een tussenlaag van balsám (klemtoon op de laatste lettergreep!) worden aangebracht.

Tot dusver de intro. Een heidens karwei zou nog volgen. Academische Hans vergat namelijk om de strekkende meters plint op te meten. Of meneer en mevrouw dat nog even zelf wilden doen? Hedenochtend kropen daarom twee veertigers op hun knieën door het huis. Van woonkamer naar serre. Van serre naar hal. Daar aangekomen bleek de tand des tijds te hebben toegeslagen: in de slechtverlichte krochten van het jassenophanggebeuren konden we met geen mogelijkheid de tekst op de rolmaat lezen. Ergo: stukje meten, met de duim op de uitslag terug naar de zonovergoten woonkamer, uitslag noteren. En weer terug. En juist een hal kent vele hoekjes, bochtjes en korte stukkies. Och erm…

Mag het wat moeilijker?

De school van mijn zoon stuurt ons een brief: de sectie Engels heeft wat problemen. Ik ook. Met de brief. Daar is weinig chocola van te maken, zeker voor de minder hoogopgeleide medemens.

Geachte ouder,

In de vakantie heeft een onvoorziene personele ontwikkeling (huh?) buiten onze invloedssfeer (gelukkig) plaatsgevonden, waardoor wij bij de start van dit schooljaar geconfronteerd zijn met een incomplete bezetting (ja, ja…) binnen de sectie (jargon) Engels.

Dit betreft een situatie van overmacht (dat is vaak bij onvoorziene ontwikkelingen buiten de invloedssfeer), waarop wij niet hebben kunnen anticiperen (lastig woord, maar voor wie het begrijpt, zal het niet verrassend zijn dat er niet gereageerd kon worden op iets wat men niet zag aankomen). Binnen de organisatie (waarom niet gewoon ‘school’?) zijn we druk doende om deze problematiek op te lossen. Door interne verschuivingen is het ons gelukt (hoera!) om vanaf week 38 (een datum maakt het makkelijker) een deel van de lessen in 4Hd te laten doorgaan.

Vanaf 1 november, maar mogelijk al na de herfstvakantie (we houden het spannend), zullen de leerlingen weer het normale aantal lessen krijgen. De lessen Engels zullen verzorgd worden door de ervaren en eerstegraads bevoegde docente XXX.

Hopende op uw begrip (ik snapte het al na twee keer lezen!),

bla, bla, bla

Korter mag best. Makkelijker ook.


En dan nu: de drosophila melanogaster

Terwijl de huusklits – de huismus – verdwijnt uit de stadstuinen doet de drosophila melanogaster zijn intrede. Helaas beperkt deze zeer ongenode gast zich niet tot de tuinen: onze keuken is overgenomen door deze vermaledijde fruitvliegen. Als je opgroeit ‘op de boer’ denk je dat je alles gehad hebt. Koeien schijten dat het een lieve lust is en dat trekt vliegen aan, die houden van poep. Het plafond van het ouderlijk huis ziet nóg bruin van de vliegenkakjes. Wij hebben dat altijd maar gezien als de charme van onze woonomgeving, mijn ouders hadden drukke banen en dus echt geen tijd om elke zomer af te sluiten met een sausbeurt.

De jongste dochter vluchtte na deze bevliegde jeugd naar Aruba. Hielp niets: daar hebben ze muggen. De oudste zocht haar heil in de grote stad. Hielp ook niets: daar hebben ze de fruitvlieg. Sterker nog: ze komen er niet af. Alhoewel: de omvang van onze persoonlijke kudde doet vermoeden dat onze straatgenoten gierend van het lachen en volledig ontspannen in hun keukens vertoeven: de hele collectie 2010 bivakkeert op huisnummer 3335. In de warme dagen liep ik me de benen uit het lijf om achteloos achtergelaten glazen met plakkerige sapjes en colaresten onmiddellijk – omgespoeld en wel – in de afwasmachine te zetten. De vuilnisbak werd verbannen naar de garage. Het fruitemmertje ging met verlof. En de fruitvliegen bleven. Hun kleine maagjes bleken sneller gevuld dan ik voedselresten kon wegwerken.

Het enige voordeel van een vroegopkomende herfst (dacht ik toen nog) was de uitroeiing van onze kolonie. In mijn dromen zag ik hun lijfjes amechtig de laatste adem uitblazen, de mondjes verwrongen, de vleugeltjes een laatste poging tot activiteit uitvoerend. Niets is minder waar: augustus was qua temperatuur al geen hoogvlieger, september bakt er nog minder van. De fruitvliegen zijn echter vief als nooit tevoren. Internet vertelt ons dat een bakje natuurazijn met wat afwasmiddel een ongelooflijk aantrekkelijk zwembad vormt voor de rakkertjes. Het hele huis is inmiddels doordesemd van een zurige lucht, maar zwemmen? Ho maar! En voortplanten: toe maar!

Na uitgebreide overdenking denk ik inmiddels te snappen wat de kudde in ons ziet. Teruggrijpend op mijn jeugd en de lives ’n loves van de plattelandsvlieg: wij hebben geen koeien, maar wel een behoorlijk uitgebreide veestapel. Behalve zes mensen ook nog twee grote honden, twee katten en – sinds de buren langdurig op vakantie zijn – een cavia en een kanarie-achtig iets. Een voedselwalhalla dus voor de drosophila melanogaster. Wij vestigen onze hoop inmiddels op de winter. Laat ons bidden….

2 x 1/2 ≠ 1

En de bestuurder? Die stapte op eigen kracht uit en nam de kuierlatten…

Van harig been tot zadeltas

Harig beenMet Twitter ligt de wereld aan je voeten. Om het enigszins behapbaar te houden (de kinderen klagen al als ik me weer ergens met m’n iPhone heb verschanst om ‘even te checken’), volg ik niet de hele wereld. Selectie is het devies. Desondanks zit ik met een man of 175, van wie ik alles wil weten. Gisteren kwam er ineens een harig mannenbeen in die Twittermassa voorbij en ik twitter er nog van….

Ik weet aan wie dat been vastzit: een concullega van me. Leuke, intelligente en sportieve vent. Niks mis mee. Met dat been ook niet trouwens. Veel donker haar, dat wel. Maar dat siert een mens. Zolang die mens een man is. Het been werd bovendien niet zomaar geëtaleerd: het diende een doel. Een keurig doel: het been ging wielrennen. De kruiszone, die in een zeemleren broekje toch wat expliciet kan overkomen, bleef buiten beschouwing.

Het been in kwestie heeft me geraakt; het bracht me op de benen van m’n lief. Die stap is nog positief: mijn man heeft prachtige voetbalbenen, al raakt hij al sinds mensenheugenis geen bal meer. Goed om zo af en toe te constateren dat het gras aan de andere kant groen is, maar dat het eigen gazon er ook nog goed bijligt.

En dan kom je automatisch op je eigen benen: da’s nooit wat geweest… Ik  heb veel been, maar dan alleen in de breedte. In de volksmond noemt men dat (waarom hebben we toch óveral een woord voor?!) zadeltassen. En van de knie naar beneden dan ook nog een asymmetrische X. Jarenlang heb ik mijn moraal hoog weten te houden met de gedachte ‘ze doen het tenminste’. Daar was waarschijnlijk geen woord aan gelogen. Zeker weten deed ik dat niet: ik gebruikte ze alleen om naar de auto te lopen.

En ineens, na 40 jaar, had ik genoeg van die olifantenpootjes. Ik ben gaan sporten, een geheel nieuwe ervaring. Het zou mooi zijn als ik nu een happy end kon creëren. Dat gaat niet gebeuren…

Ja, er is minder been, zeker. Maar er is vooral minder wang, minder borst, minder arm en minder buik. De bovenste helft van mijn lijf, waar weinig aan mankeerde, bereikt een wat uitgeteerd stadium. De onderste helft, zo overbevleesd, heeft ongetwijfeld ook aan volume ingeboet. Maar het totaalplaatje blijft hetzelfde: de wet van de verhoudingen. En toch ben ik trots op mezelf: volgens de weegschaal van mijn sportclub heb ik het lijf van een 29-jarige. En dat is knap op je 41e. Ik verdiep me wijselijk niet in het beoordelingsvermogen van deze specifieke weegschaal.

Wat een mannenbeen al niet vermag….

Op wereldreis!

Ooit bevoer mijn lief de wereldzeeën: ruim twee keer de wereld rond op een vrachtschip. Hij was toen nog niet van mij, dus ik moet het hebben van de spaarzame foto’s uit die tijd: een blonde, blauwogige halfgod in de meest sexy overall die ik ooit heb gezien. Aan het einde van zijn opleiding liep de godenzoon zijn droomvrouw tegen het lijf (heel gewoon in een bruin café in de Achterhoek) en hing zijn zeemansbestaan per direct aan de wilgen. Verder dan de veerponten Vlissingen-Breskens en die naar de Waddeneilanden is hij niet meer geweest.

De ex-zeeman leidt zo’n voorbeeldig kuis en monogaam leven dat het bij tijd en wijle bijna beklemmend wordt. Voor zijn droomvrouw (want dat ben ik nog steeds) althans; hij vaart er wel bij. Een bezoekje aan de bioscoop is niet nodig: films kun je prima (en goedkoper) thuis bekijken. Lekker op een terrasje? Waarom zou je: we hebben een prachtige tuin en een gevulde drankkast. Zullen we dan eens uit eten gaan? Nee joh, de zeeman kookt uitstekend, dus waarom al die poespas? Oké, dan gaan we eens lekker stappen met vrienden! Neh… we kunnen ze toch ook thuis uitnodigen, heb je ook geen Bob nodig. Het zal niet verbazen dat inmiddels ook de buitenlandvakanties zijn geschrapt…

Begrijp me niet verkeerd: deze man is meer dan waar ik ooit op heb durven hopen. De witte overall is inmiddels te klein (hij was toen ook wel erg ielig van postuur) en de wilde, blonde haren zijn keurig teruggesnoeid. Door mij, want zelfs voor de kapper komt hij het huis niet uit. Maar sexy is hij nog steeds, type Noorse bergbeklimmer. En hij maakt me aan het lachen, leverde de bouwstoffen voor vier prachtige kinderen, is een eeuwige optimist en schopt me maar af en toe onder de kont, precies wanneer het nodig is. Hij neemt zelfs af en toe bloemen voor me mee – maar alleen als hij toevallig een bos op het fietspad vindt. Kortom: perfecte match!

Begin oktober neemt hij me een weekend mee op wereldreis. Voor de gemiddelde mens is dat precies wat het woord zegt: een reis over (bij voorkeur zelfs rond) de wereld. Mijn lief heeft een wat andere vocabulaire. Als hij een wereldreis maakt, betekent dat ‘een uitstapje over de landsgrenzen heen’. We gaan naar Luxemburg-stad, en kom, doe eens gek, op de terugweg pakken we Trier even mee. Het zal een gedenkwaardige reis worden: ik heb er onmundig zin in!

Overspelige Neeltje

Neeltje met de EierenkinOprah is op bezoek bij Neeltje met de Eierenkin. In het echte leven heet ze Rielle Hunter en ze oogt wat plastic-achtig: te blond, te mager, te nep. Deze dame had een affaire met John Edwards, een Amerikaans kopstuk.

John heeft een vrouw, Neel kreeg een kind. Het ménage-à-trois werd met de boreling al snel een ménage-à-quatre. Lastige situatie, pijnlijk ook, maar volkomen oninteressant. Met een kwijnend gebrek aan belangstelling blijf ik desondanks aan de lippen van de talkshowdiva hangen. Mijn dochter en haar vriendin Alie voegden zich tompoesvretend bij me. Tussen bladerdeeg en banketbakkersroom door vond Alie vreemdgaan ‘ helemaal niet zo erg’.

Ik ben iets ouder dan Alie, zo’n 25 jaar slechts, en weet dat het wél erg is: een vroegere zeer geliefde geliefde belazerde me. Tot in de wijde omgeving had ‘men’ daar een mening over. Maar de enige mening die telt, is die van de betrokken partijen. Kunnen ze met elkaar door? Willen ze met elkaar door? Gaan ze met elkaar door?  John en zijn wettige echtgenote proberen hun huwelijk te redden. Fijn, maar zelfs die informatie had me bespaard mogen blijven. Ik had maar één vraag en Oprah verzuimde die te stellen: “Rielle, speelt jouw eierenkin een doorslaggevende rol in Johns keuze, denk je?” Liefst had de interviewster daar nog een persoonlijke beoordeling van de kin aan toegevoegd. Gebeurde ook niet.

Voor mij geen kortzichtige programma’s meer, ik krijg daar heel kwalijke – minstens zo kortzichtige –  gedachten van. Niks mis met een onderscheidend kinnebakje, toch?

Aardje naar m'n Vaartje

Bij een ander zie je het altijd makkelijker: of iemand talent heeft of niet. Het kostte mij 39 jaar voor ik ontdekte dat ‘die schrijverij van mij’ wel eens tot een echt beroep kon worden. Maar op een gegeven moment kon ik er niet meer omheen: men vroeg mij om de ene pennenvrucht na de andere en naast een baan was de oogst bijna niet meer binnen te halen. Baan aan de kant, en hoppa!

Ben ik een talent met een hoofdletter T? Dat kan ik nog steeds niet inschatten, maar dat hoeft ook niet per se: ik vul 40 uur per week met tekst, voel me als een vis in het water en krijg daar nog centen voor ook. Hoe mooi kun je het hebben?

Maar dat talent – al dan niet met hoofdletter – komt natuurlijk ergens vandaan. Meestal. In mijn geval is het doorgegeend van vaders zijde. En wat hij in zijn mars heeft, wist ik allang. Zo schreef hij een verhaal voor kinderen. Over de familie Knol. Hij specificeerde die knolsoort ook, maar het boek werd nooit afgemaakt en ik kan me de precieze kwalificatie niet meer herinneren.

En nu valt er ineens een melancholische herinnering in m’n mailbox. Omdat ik ongelooflijk trots ben op m’n vader en we elkaar niet altijd even goed begrijpen: een hommage aan een onbekend talent en aan de oorsprong van mijn genen:

EEN MYSTERIE OPGELOST
(auteur: Jo Albers, Winterswijk)

Het moet nu ongeveer 60 jaar geleden zijn dat ik met mijn ouders, zus Nettie en broer Frans op bezoek ging bij Koolberg 48 in de Woezik (gemeente Wijchen). Daar woonden destijds opa en oma Rutten, mijn oom Hend en mijn tante Anna. Ik was toen dus een jaar of 8.

Op de lagere school deden we in die tijd nog niet aan het – inmiddels ook alweer achterhaalde – vak “Kijk om je heen”. Kijken deed je op eigen initiatief en ook op eigen risico. Dat kijken lag mij wel. Zeker wat tegenwoordig wordt aangeduid als ‘actief kijken’. Ik interpreteer dat dan maar als ‘spiedend voorwaarts gaan’. Nu moet je weten dat de tuin achter het huis van opa en oma Rutten nogal groot was. Er was dus ruimte genoeg om spiedend voorwaarts te gaan.

Voor een leergierig jongetje van acht was er van alles te zien.Veel rode en zwarte aalbessen, maar ook kruisbessen, die wij vroeger “stekbizze” noemden. Je moet dan de i wel wat langer aanhouden. Verder stonden er fruitbomen.Van welk soort  weet ik niet meer, maar er stonden zeker een paar pieriken bij. Dat woord ‘pierik’ heb ik daar geleerd. Een pierik leek op een perzik, maar was kleiner. Wat ze met die dingen deden, heb ik nooit geweten.Volgens mij waren ze hard en zuur. Ik heb me naderhand wel eens afgevraagd of het misschien een soort abrikozen waren. Nou ja, misschien kom ik er nog wel eens achter.

Wat ik het intrigerendst vond, was wat ik in een hoekje dat voor groente werd gebruikt, ontdekte. Of liever nog: het onkruid dat ik in de buurt van die groente aantrof: roje melpollen.Tegenwoordig noemen we dat rode melde. Ik had nog nooit ‘ne roje melpol’ gezien. En sinds die middag in 1950 ook nooit meer. Ik heb me vaak afgevraagd of ik echt wel gezien had wat ik me meende te herinneren. Misschien ook was het ‘ne gewone melpol gewist, mar had er toevallig ’n stuk iezer onder geligge’. Hortensia’s krijgen ook een andere kleur bloemen als je d’r een stuk ijzer bij onder de grond stopt. Haj gekunne.

Sinds kort weet ik dat ik me niet vergist heb. “Roje melpollen” hebben echt bestaan en ze bestaan nog steeds, maar ze zijn nogal zeldzaam. Ze heten officieel: rode tuinmelde. Er bestaat zelfs een kleurvariant: de paarse tuinmelde. De tuinmelde was tot 1945 een gangbare groentesoort, die bereid werd als spinazie en ook enigszins zo smaakte. Het aantrekkelijke van de tuinmelde was dat hij zeer weinig eisen stelde aan de bodem. En dan komt ogenblikkelijk de Koolberg in het vizier. Alle delen van de Woezik die eindigen op -berg, zijn oeroude stuifduinen met zeer schrale grond. Daar wil maar weinig groeien, maar tuinmelde doet niet zo moeilijk.

Ik denk dat de rode tuinmelde bij opa en oma Rutten zijn bestaan nog een paar jaar illegaal heeft voortgezet als onkruid en daarna voorgoed van de Koolberg is verdwenen. Zets laif.

Hoe ik dit plantenmysterie heb opgelost? Door een artikeltje in de Volkskrant over groenten van vroeger.