Ingeborg

Tekstschrijver. Twee zoons, twee dochters, twee honden, twee poezen en één man!

Homepage: http://www.ipscript.nl


Berichten door Ingeborg

Kees Kak is zoek

Ik hoor hun smeekbedes nog echoën in m’n hoofd. Onze Teun was na een kort maar heftig leven ingeslapen onder ons tuinhuisje. We vonden onze eenkennige rode kater bevallig als een sfinx, maar zo stijf als een plank, en huilden. Een beetje om Teun, maar vooral omdat dochter Floor zo intens verdrietig was.

Haar rouwverwerking verliep uitermate snel: een dag later dirigeerde ze ons naar een klein gehucht bij Elst. Daar troffen we vier babypoesjes die klaar waren om uit te vliegen. Kiezen bleek moeilijk, vandaar de smeekbedes. Moeders standvastigheid wankelde al snel (waar vier kinderen, twee honden en één kat leven, kan er nog wel eentje bij) en vader bracht op veilige afstand telefonisch uitkomst: breng er maar twee mee naar huis. Dus kozen we naast de zwarte Joep – die zo goed zou passen bij de zwarte honden – ook een rooie, geheel in lijn met de zojuist overledene. We noemden hem Kees. Pas later kwam daar de toevoeging ‘kak’ bij, omdat hij de ochtendjas van onze jongste zoon volledig volscheet. Kees Kak. Allitereert ook lekker.

Smeekbedes dus. Maar nu Kees al drie dagen z’n gezicht niet heeft laten zien, is er geen haan die ernaar kraait. Pas gisteren vroeg oudste dochter Maartje waar Kees was. Ja. Zoek dus. De andere drie hebben nog steeds niets in de gaten. Terwijl ik handenwringend door het huis loop, een stiekem traantje heb geplengd en elke ochtend hoopvol naar beneden kom, leeft iedereen gewoon door.

En god mag weten hoe het Keessie vergaat. Misschien bungelt hij aan z’n bebelde halsbandje in een boom. Jammerlijk geworgd tijdens een poging om een vogel te bemachtigen. Of hij is te ver van huis geraakt en aangereden door een auto. Of hij dwaalt rond en kan de weg terug niet meer vinden, hij is tenslotte nog maar negen maanden. Maar misschien, heel misschien, heeft hij in een hormonale opwelling besloten een paar dagen rond te zwerven. Op zoek naar vrouwelijk schoon. Dat doen katers.

Als hij nou alsjeblieft maar thuiskomt, dan trakteer ik ‘m op ontballing: wég met die hormonenbommen! Lekker dik en vadsig worden in de schoot van de familie. Kees: kom thuis!

Vermist: kaartje Lowlands

Wie heeft nog een Lowlandskaartje tegen een goede prijs? Want wij zijn over onze toeren. Hysterisch bijna. We blijken niet drie, maar slechts twee kaartjes voor Lowlands te hebben. In augustus moet dus een vader kiezen uit zijn kinderen: neemt hij zijn zoon of zijn dochter mee? Wie bespaart hem die keuze?

Tegen beter weten in stuurde de moeder van voornoemde kinderen onderstaande mail naar de reguliere kaartverkopers:

De meeste paniekaanvallen uiten zich door een hysterische blik, verkrampte spieren en, in de ergste gevallen, hevig transpireren. Toen ik gisteravond thuiskwam en mijn man in een hevige lachaanval voor het raam zag staan, hield ik dus geen rekening met een drama. Zijn wapperende armen wezen er echter op dat spoedig verbaal contact zeer wenselijk was. Eenmaal binnen viel de bom.

Sinds haar negende gaat mijn man Ben met onze dochter Floor (nu 12) naar Lowlands; de bandjes van 2008 en 2009 zitten nog steeds om haar arm. Ze zijn allebei verslaafd aan ‘highly acclaimde’ muziek. Dit jaar wilde ook zoon Bart (15) mee: het perfecte uitje om de warme banden nog wat aan te halen. Ben sloeg bij de opening van de kaartverkoop meteen toe en bestelde drie tickets en een verblijf met vouwwagen op het camperterrein. Er was wat ‘geklooi’ bij de bestelling. Ben kreeg een foutmelding, maar alles leek uiteindelijk in kannen en kruiken. Joost mag weten waarom Ben gisteravond alles naliep – wellicht kreeg hij een tip uit hoger sferen – feit is dat hij ontdekte dat hij niet drie maar slechts twee kaarten had voor Lowlands! En geen reservering voor het camperterrein. Dat laatste was zo opgelost: gelukkig waren er nog plaatsen. Maar dat derde kaartje….. dat is er dus niet. Beide kinderen zijn te jong en te enthousiast over Lowlands om zich grootmoedig naar de ander op te stellen: ze willen allebei en de ander moet zich maar terugtrekken. Wij vinden het geen goede oplossing om één van hen thuis te laten: we danken God juist op onze knietjes dat ze smaak ontwikkelen in plaats van mee te hossen op de liedjes van onze lieve Sieneke en de beminnelijke Frans Bauer.

Ik zit nu met een man met hoofdpijn (als variatie op het welbekende thema vrouw-met-hoofdpijn), een huilende dochter en een stampvoetende zoon. Ik wil hen graag uit de spiraal van hysterie halen, maar hoe kom ik nog aan kaartjes als ik m’n vingers niet wil branden aan de zwarte markt?

Maak mij, en vooral Ben, Floor en Bart blij: elke tip, elk gebaar is van harte welkom!

Een vrouw is een vrouw is een vrouw

De afgelopen week keek ik niet met plezier in de spiegel: wat een bleek, somber en uitgeteerd hoofd. Dat uiterlijk paste wel bij het innerlijk: ook daar voelde het niet helemaal jofel. Het meest logisch is dan waarschijnlijk om een gezondheidsoffensief in te zetten: veel – en vooral lange – schoonheidsslaapjes, wat fruit consumeren en wat schuiven met werk om de druk niet te laten oplopen.

De vrouwenlogica wees me echter een andere weg: iets duurder, maar minstens zo effectief. Want slapen: dat doe ik van nature uitstekend, fruit is nooit m’n grootste vriend geweest en het werk: dat moet gewoon áf. Want ‘af’ geeft meer rust dan vooruit schuiven. Dus zat ik op woensdagochtend bij de kapper. Kassa! En donderdagochtend lag ik onder de zonnebank. Kassa! En nu, weer een dag later, kijkt een veel appetijtelijker gezicht me aan. De missie is dus al een heel eind geslaagd, maar we zijn er nog niet. Straks nog even een huisarts interviewen en dan laat ik me door m’n liefie afleveren bij twee vriendinnen. Drie vrouwen zijn nog veel erger dan één vrouw. We tuffen op ons gemakje naar de kust, installeren ons in een Schevenings appartement en gaan vervolgens onze zuurverdiende euro’s breedlachend uitgeven bij de plaatselijke horeca – kassa! – én bij kledingzaken in de wijde omgeving, kassa!

Zaterdagavond is het project ‘pimp jezelf’ afgerond: Ip la Nouvelle keert dan verkwikt terug in huiselijke kring. De bonnen heb ik dan al geloosd in één van de talrijke prullenbakken langs de A-zoveel 😉

Homofobie

Tis vandaag internationale dag tegen de homofobie. Lees ik op Twitter. Spreekt me wel aan, want ik heb zelf ook een fobie. Voor verkeer. Die is nog enigszins gefundeerd: ik heb drie puberende kinderen – en een vierde die er hard naartoe werkt – die zich bij nacht en ontij op straat bevinden. Dan rijdt zo’n kluit hormoongevulde jongens en meisjes lachen-gieren-brullend naar huis. Of hun lampen het doen en of ze netjes in colonne rijden, interessert ze geen snars. De gebeden van hun ouders moeten hun het vege lijf redden. En meestal worden die verhoord. Fobie-reductie is dus op z’n plaats: ik blijf daaraan werken.

Maar die angst voor homo’s? Wat moet ik daarmee? Ik heb niets tegen homo’s, denk zelden over het fenomeen na. Want als Jantjes op Pietjes vallen, blijf ik buiten schot. En als een Marietje op mij valt, zie ik dat als een compliment. Wel een dead-end street, want bij mij valt op dat gebied niets te halen. En als één van mijn kinderen van de ‘andere kant’ blijkt? Als het geen ver-van-m’n-bed show meer is? Dan heb ik maar één zorg: dat de spoeling dunner is en ze dus minder gelijkdenkende visjes in de vijver hebben.

‘De homo’ komt alleen in mijn gedachten voor als ik Benedictus weer op tv tegen kom. Die man haalt het ergste in me boven. Omdat hij tegen homo’s is, omdat hij tegen condooms is en omdat hij de nu ook nog de personificatie van kindermisbruik is. Omdat hij en zijn kerk anderen de maat nemen, maar laks zijn als ze zelf totaal scheef op de schaats staan.

Ik ben benieuwd hoeveel jaar het nog kost voor we – de kerk incluis – in ‘mensen’ gaan denken. Of ze nou met zweepjes, vibrators, mannetjes, vrouwtjes of als missionarissen aan de slag zijn. Als het de volledige zegen van de betrokkenen heeft, krijgen ze die ook van mij. 

Zolang ik er maar niets over hoef te horen, want mijn tongriem is niet ingesteld op dat onderwerp.

Ruben

Ruben en David. Zo zou ik mijn zonen noemen. Dacht ik tussen m’n 15e en 21e. Ik was zes jaar lang samen met Rob en zag een lang en gelukkig leven voor me. Met mannelijk nageslacht. Voorlopig ben ik er nog steeds (maar wat is ‘lang’) en gelukkig ben ik ook. Met Ben, niet met Rob. Het verwachte mannelijk nageslacht kwam echter ook met deze ‘nieuwe’ man, en inderdaad in duplo. Maar daarnaast lopen er ook nog twee onvoorziene vrouwelijke varianten rond.

Hoe dan ook: mijn Ruben en David zijn nooit geboren. Niet in mijn gezin, en ook niet in dat van Rob. Ik kreeg een Bart en een Tom en hij een Rutger. En nu ligt er in Tripoli een manneke dat Ruben heet. Een ventje dat alles kwijt is. En dan komt er een trut van de Telegraaf die dat kind gaat lastig vallen met telefoontjes. Hoe hij zich voelt? Ja: hoe zou een 9-jarig kind zich voelen als hij z’n ouders en broertje kwijt is? Nog zo’n intelligente vraag: of hij naar huis wil? Nee, hij wil er graag nog een weekje vakantie aan vastknopen: nou goed??

Ik hoop dat de ‘journaliste’ in kwestie er zelf ook van moet braken: dan heeft ze nog een restje geweten over, waarmee ze maar eens hard aan de slag moet.

Ik wil jouw fiets! Wil jij mijn geld?

Onze fietsende natie kent minstens één afvallige: c’est moi. Ik heb noodgedwongen natuurlijk ook de nodige kilometers weggetrapt: een mens wordt niet met rijbewijs geboren. Maar sinds m’n 18e ontwikkelde ik vooral m’n rechter enkelspier. Als die al bestaat. ‘Gassen’ kan ik als de beste!

Zo’n instelling laat natuurlijk sporen na. Ik heb best wel veel been. En veel kont. Vooral in mijn  jongere jaren zag ik de aanwas van lillend vet met lede ogen aan, maar de voluptueuze vormen konden me (letterlijk) niet bewegen tot actie. Ben ik buitenshuis, dan zit ik in een auto. En dat blijft zo. Om mysterieuze redenen werd ik vlak voor m’n 40e verjaardag getroffen door een gezondheidsaanval. Die duurt nu al bijna een jaar en lijkt dus een structureel onderdeel van mijn leven te vormen. Fietsen is nog steeds uit den boze, maar ik bevind me wél drie keer in de week in de sportschool en loop hard: zes keer per week vijf kilometer. Petje af voor mezelf!

Ondertussen wacht mijn fiets lijdzaam af tot er zich een spaarzaam moment van gebruik voordoet. Steeds vaker wordt hij bestegen door kinderkonten, aangezien ik ‘er toch niets mee doe’. Maar vooral omdat ze hun eigen ijzeren rossen totaal aan gort rijden. Slagen in wielen, verlichting die niets meer presteert, bagagedragers die sneuvelen, banden die met een knal hun levensadem uitblazen.

De grootste tweewielige patiënt is de fiets van Bart (15). Zijn omafiets doet mee aan alle voornoemde kwalen, behalve de bagagedragerperikelen. Voorzichtige schatting van de reparatiekosten: 100 euro. Dat is dat ding dus écht niet meer waard. Ik heb een niet-reanimeren-verklaring uitgevaardigd: het ding is dood verklaard.

Wie redt Bart? En heeft daarbij enige consideratie met de portemonnee van zijn moeder? Wij zoeken een goede fiets: heren of oma. Geen opknapper, want we hebben hier alleen maar linkerhanden voorradig. Voor maximaal 100 euro, want ik weet welke weg ook deze ‘nieuwe’ fiets zal gaan. Maak ons blij!

Logica: oké. Concretiseren: nog altijd lastig

wiskunde.gifMijn jongste is een goede rekenaar. Daarom mag hij groep 8 af en toe verlaten om zich op het Dominicus College te verdiepen in de hogere wiskunde. Ik heb die opschepperij even nodig om een bruggetje te slaan naar mijn eigen brein.

Ik was een kei in talen: het regende goede cijfers. En toch koos ik wiskunde A om eindexamen in te doen, en liet Duits vallen. Dat was vragen om moeilijkheden. Maar de natuurwetten hebben niet altijd vat op een mens. Het is niet altijd zo dat je datgene waar je goed in bent ook het leukste vindt. Ik zal wel gedacht hebben: ‘Mens, durf te leven!’

Voor één keer nam ik dus een risico. En eindigde met een 5 op m’n eindlijst. En daar ben ik trotser op dan op de 9 voor Engels. Voor dat vak hoefde ik niets te doen, de rijpe vruchten vielen me als vanzelf in de schoot. Voor die 5 – uiteindelijk een 5,4 en dus bijna een 6- moest ik keihard werken. Mijn logica heeft me gered: de beginfase, de aftrap,  van de sommen doorstond ik redelijk goed: ik wist waar het antwoord zich ongeveer moest bevinden. Als je dat dan duidelijk opschrijft, ben je al een puntje of wat op weg. De verdere uitwerking mislukte jammerlijk.

De afgelopen 22 jaar ben ik geen zak opgeschoten, merkte ik net. Ik kan 11-jarige Tom met logica op weg helpen. Maar scoren? Ho maar! Dat doet hij dan weer: en zo hoort het ook. Niemand die mij nog gaat examineren, terwijl zijn wiskundig brein officieel nog niet eens over de drempel van ‘de middelbare’ is.

Tis ook een kwestie van delegeren: ik denk uit, een ander voert uit. Eigenlijk kan ik daar heel goed mee leven 🙂

Moe viert Koninginnenach

Je bent jong en je wilt wat. Jong, dat betekent in dit geval veertien. En ze wil de stad in, Koninginnenach vieren. Samen met een paar vriendinnen, dus ‘dat komt helemaal goed’. Nouwwww…

Ik zie die fietstocht in het holst van de nacht niet zitten. Voor drank ben ik niet bang; ze weet echt wel maat te houden: meer dan de zero-tolerance dan haar vader voorstaat, maar minder dan nodig is voor een comabezoek aan de eerste hulp. Voor verkrachters ben ik ook niet bang. Het aantal slechteriken op de wereld is gelukkig beperkt en bovendien zijn er in totaal vijf dames die die varkentjes wel van zich afslaan. Moe is bang voor het verkeer. Diep in de nacht, veel dronkelappen, weinig benul van het belang van verlichting: ik zie de meest bloederige scenario’s al voor me.

Dus ja: het mag. Maar ik speel chauffeur. En nu is Moe moe. Veel kilometers gemaakt gisteravond, de wijde omgeving van Nijmegen aanschouwd. Eerst op een al tamelijk ongristelijk tijdstip naar Malden om de jongste dochter op te halen. Toen wakker zien te blijven tot ik dan eindelijk ook die andere (en alle vriendinnen) kon gaan ophalen. Tussen 1.15 en 2.00 uur tufte ik rond aan de westkant van de stad. Via Weurt naar Beuningen, om daar twee keer twee dames af te leveren. En toen door naar huis om mijn eigen bloed in heur bedje te leggen. Toen was ik al to-táál gesloopt. En dacht dat het klaar was….

Maar er was niets ‘klaar’: de kat probeerde ’s nachts – toen ik eindelijk ingedommeld was – via het dak het slaapkamerraam binnen te komen. Maar dat zat dicht. Kleine misrekening. Ik hoorde hem tot twee keer toe de aanloop naar het kantelraam nemen, daartegen te pletter klappen en weer naar beneden glijden. Doorzettingsvermogen moet echter worden beloond, dus toen ik de derde aanloop hoorde (en al wist dat er weer een klap zou volgen) heb ik de echtelijke sponde maar weer verlaten en de zeiknatte verstekeling binnen gelaten.

En nu zit ik met een ongelooflijk houten kop. Al uren. Dus dat komt vandaag niet meer goed….

Mannetje in vrouwenkleren

Opvoeden is voor mij niet ‘zo’n ding’. Ik doe gewoon maar wat. En Ben draagt van datzelfde laken een pak. Toch verkeert ons gezin niet in een staat van totale en voortdurende anarchie. We hebben het meestal leuk samen, en af en toe schreeuwen we onze zes keeltjes rauw. De kinderen zijn tot nu toe tevreden over dit proces, ook de puberende varianten.

Ik ben me er doorgaans ook niet zo van bewust dat wij het anders doen. Tot ik eens in de zoveel tijd een zwaar-op-de-hand-ouder tegen het lijf loop. Gebeurt zelden, mijn voelhorens zijn goed genoeg om dat risico tot een minimum te beperken. Als het dan tóch gebeurt, leg ik onmiddellijk de vinger op de zere plek – maar ik hoed me ervoor mijn diagnose uit te spreken: hou die kinderen toch niet zo kort. Rommel eens in je geheugen: hoe was je vroeger zelf? Vertrouw eens op hun eigen intellect en inzicht. En praat me ze, en graag vanaf den beginne. Je kunt niet ineens in gesprek raken, als de nood je ertoe dwingt.

In onze huiskamer hangt een foto van jongste dochter en jongste zoon. Zij als man, hij als prinses. Zij vier jaar oud, hij drie. Zomaar een leuk plaatje. Wel wat wazig, want door mij geschoten. Maar een klant van me was verrukt: wat geweldig dat dat mocht. Zelf was ze altijd vrij kort gehouden. Een pas naast de gebaande paden was niet wenselijk. Nou: bij ons is dat bijzonder wenselijk. Fatsoensrakkers en meelopers zijn er genoeg in de wereld. Mensen met een exta sausje zijn van harte welkom. Juist die mix is leuk.

Maar aangezien ik van aard toch wat conservatief, voorzichtig en nadenkend ben, heb ik wel even met de driejarige overlegd toen hij als prinses naar het carnaval van de peuterspeelzaal wilde: in een mooie witte jurk met roze lint, met rouge op de wangen. Natuurlijk mocht hij, zo nodig zou ik zelfs een paar prinsesseschoentjes voor hem opduiken. Maar ik heb hem ook verteld dat er risico’s waren: dat andere kinderen het wel eens ‘mal’ zouden kunnen vinden. Dat ze hem misschien zouden gaan plagen. Tom was in die tijd nog een rokhangerig manneke: wat onzeker en niet erg op z’n gemak op de speelzaal. Type: geen held, wel sokken. Maar ook eigengereid, zo bleek. Hij vond het een mooie jurk, dus dat was zijn uitdossing voor die dag. Aldus geschiedde. En niemand lachte, want onze peuter stond als een huis voor zijn zaak.

De vrouwenkleding heeft hij inmiddels allang losgelaten. Hij is een ‘echte jongen’. Maar wel één die, net als zijn broer en zussen, weet wat hij wil. En dat – nog steeds –  prima onder woorden kan brengen: vastbesloten, goedgeargumenteerd en diplomatiek.

Oh, Markje toch…

Te-nen-krommend… Elke keer als ik Mark Rutten hoor oreren, verkramp ik helemaal. Ik hoor niet eens wat hij zegt, en dat hoeft ook niet: hoe linksig hij ook is, hij blijft rechts. Dat gaat dus niets worden tussen ons.

Maar ik hoor en zie wel hoe hij het zegt. Er rollen zinnen uit z’n mond die niet van hem zijn; alsof iemand een script heeft geschreven waar deze acteur zijn draai niet in kan vinden. Kan die man niet gewoon zichzelf zijn? En wie jaagt hem als een soort cabaretier het podium op om ‘links’ door de schoerzak te halen? Het beeld dat hij neer wil (moet?) zetten, past niet. Zoals je een corpsbal niet optuigt met een glimmend GAKO-pak, zo tuig je deze beminnelijke, intelligente en lichtelijk sociaal-onhandige man niet op met doorzichtige verkooptrucs die mijlenver van hem afstaan. Populair gezegd: ‘Mark, blijf in je kracht!’

 Mijn on-stem is hij kwijt, maar nul min nul blijft nul. Dus daar komt ie dan nog goed mee weg…