Blog

Je moet niet denken!

Ik had zo gedacht….

Ja, ik had zo gedacht om één dezer dagen wat verfkwasten ter hand te nemen. Ons eindeloze trapgat – ik heb die lap muur nooit als grenzeloos gezien, maar nu er een lik verf over moet, zie ik wat ik al acht jaar heb ontkend – is zo troosteloos saai dat de tranen er bijna van in de ogen springen. Meters baksteen, vooral in de hoogte, schreeuwen om modernisering. En aangezien ik hier de enige met ogen en oren ben, zie ik mezelf – de rest van het gezin is het daar helaas mee eens – als dé aangewezen persoon om recht te doen aan een muur die al vóór onze komst betrouwbaar de twee trappen omhelst en hangende houdt.

Met de vakantie in aantocht, had ik (alweer) gedacht dat de tijd voor deze klus me vanzelf in de schoot zou vallen. De afgelopen dagen propte ik vol met allerhande afrondingen om vervolgens een dag of twee, drie geheel ter beschikking van de muur te kunnen staan.

Helaas moet ik nu uit de grond van m’n hart (dat dan weer wel) mijn excuses aan bieden aan het te schilderen oppervlak: één van mijn opdrachtgevers hing smekend aan de telefoon ‘of ik nog een artikel van 1000 woorden kan produceren’. En ik kan niet tegen smekende mensen. En ik kan geen nee zeggen. Behalve dan tegen die muur.

Als muren konden spreken, zeiden ze een heleboel. De mijne zou zeggen: ‘je moet niet denken…’, net als de slechtere leraren tegen hun leerlingen zeggen. Heb ik altijd een hékel aan gehad: zelfs een domme gedachte is beter dan geen gedachte. En zo dom is die van mij niet.

Muur: ik kom bij je terug!

Ik krijg een Afro!

In het kader van ‘als je haar maar goed zit’ – in langvergeten tijden een soort van kaskraker – besteedde ik de weinige centen die ik had aan kapperskrullen. Elke drie maanden stortte ik me vol overgave in de kappersstoel van Hobbe de Vries. Ik heb het hem nooit gevraagd, maar hij moet van Friese origine zijn geweest. Of zijn ouders leden ten tijde van zijn geboorte aan een zware verstandsverbijstering. Voor 70 gulden – het is lang geleden dat ik jong was – ging ik gekapt en gekruld het puberleven weer in.

Mijn haar moet op een gegeven moment gedacht hebben: ‘dat kan anders!”

Want sinds 16 jaar heb ik een bos krullen zonder tussenkomst van Hobbe. En da’s maar goed ook, want Hobbe heeft de schaar aan de wilgen gehangen. Mensen die mij niet dagelijks tegenkomen, vragen telkens weer of ik wel zeker weet dat die krullen van mezelf zijn; zij kennen me tenslotte alleen in steile uitgave. Maar écht: ze zijn puur natuur. En ik ben er heeeel blij mee: voor mij geen steiltangen en ander moderne methodes om het haar mijn wil op te leggen. Alhoewel: hoe langer mijn haar wordt, hoe breedsprakiger de krullen. Ze groeien werkelijk tegen de klippen op. Op dagen dat alle omstandigheden haartechnisch gezien optimaal zijn (denk aan windrichting, luchtvochtigheid, wassingsfrequentie en dergelijke) heb ik een halo van krullen.

En soms bid ik dan om een beetje zwaartekracht, zodat mijn Afro een neerwaartse richting kiest en ik wat minder gelijkenis vertoont met de wederopstanding van de jeugdige, maar al wel door de bleekmakende vitiligo gekwelde, Michael Jackson….

Vakantietijd, vakantiestrijd

Tijd: 49 weken geleden.

Locatie: een Franse parkeerplaats

Met 2 stemmen voor en vier tegen besloten we 49 weken geleden dat onze vakantie was afgelopen. In 6 dagen tijd waren we naar de Ardeche gereden en na 5 schamele nachten al weer halverwege huis en haard. Moeder en jongste dochter wilden ter hoogte van Halverwege – op een overvolle, maar desondanks desolate Franse parkeerplaats – nog een paar dagen verlenging afdwingen, de andere vier stemden tegen: zij roken de stal. Dat zou me dus nooit meer gebeuren. Wie alleen maar heen en weer wil rijden, mocht dat voortaan zonder mij doen! 49 weken volhardde ik in mijn beslissing: nooit meer!

Maar nu druppelen er allerhande aanbiedingen mijn mailbox in. Tegen afbraakprijzen mag je een week, of zelfs 10 dagen, een stacaravan in het Franse land bemensen.  En ik dreig overstag te gaan. Erger: ik heb mijn grensoverschrijdende oprispingen al gedeeld met het voltallig gezin. Oudste zoon Bart (15) houdt de poot stijf: hij wilde al nooit en hij gaat ook nooit willen. Alleen met lijfstraffen krijgen we hem die auto in. Oudste dochter Maartje (14) wil wel. Maar kan niet: want dan mist ze ‘haar beertjes’ zo. Die beertjes zijn twee kalveren van honden die ze met gemak 50 weken per jaar kan aanschouwen en waar ze zich dan zeker niet het vuur voor uit de sloffen loopt. Dochter Floor (13) stond op de Franse parkeerplaats aan mijn kant en daar is ze ook gebleven: zij heeft wel oren naar een tripje. Hekkensluiter Tom (11) twijfelt wat heen en weer: bij volledige bezetting zegt hij ‘ja’. Met alleen zus Floor wordt het ‘nee’. De pater familias, vorig jaar instigator van de verfoeide stemmingsactie, is 180 graden gedraaid: hij rijdt met liefde naar de Middellandse Zee.

Ik voer, voor de zekerheid vanaf nu in stilte, een strijd tussen hoofd en hart. Het hoofd weet wel beter dan zich die ellende – die toch weer eindigt in een sof – weer op de hals te halen. Maar het hart schreeuwt om terugkeer naar haar land. Niet dat er ook maar één Frans gen in mijn systeem zit, maar zo voelt het wél. En wat een vrouw voelt, kan wel eens leidend (lijdend?) worden….

Bon Bini Aruba

Met het klimmen der jaren valt de winter me steeds zwaarder. Beetje truttig, maar zo is het nu eenmaal. Hoe maken we deze enorme last op mijn schouders een weinig minder zwaar? Met een zonvakantie! Maar ik hou niet van vakanties: ik ben tamelijk onthand als de tijd zich ineens in zeeën voor me uitstrekt. Waar vult men die mee? Thuis kan ik genoeg bedenken: muurtjes verven, wasjes draaien, de uitverkoop eer aan doen. Maar in den vreemde?! Ik weet het gewoon niet.

Een zonvakantie is dus geen oplossing voor mijn winters leed. Dus ga ik iedere winter thee drinken bij mijn zusje. Een week lang. Laat die meid nou al een kleine 20 jaar op Aruba vertoeven! Heb ik én zon en leut (dan wel neut).

Ik zie graag vooruit en moet dus actief regeren: boeken die reis. Al laat de zon laat zich hier nog maar net van z’n zomerse kant zien, ik ga aan de slag met crisismanagement voor de winter die ongetwijfeld weer zal volgen.

Helaas zit de planning van twee Arubareizende grijze duiven me in de weg: mams en haar zus vertoeven ieder jaar (ook al) een maand op dat heerlijke eiland. Ze vliegen medio februari weg voor de overwintering en komen halverwege maart pas terug. Dat schikt mij deze keer niet zo: ik wil namelijk m’n twee jongens meenemen in de carnavalsvakantie en dan wordt het wel erg crowded in huize Zus. Schoorvoetend en ietwat bangig heb ik even gepolst of de duifjes willen schuiven en het verlossende woord kwam zojuist, heel eigentijds via SMS: ‘Nou ja, alsof wij de baas zijn op Aruba!’

Dat zijn ze inderdaad niet, maar ik was er niet zeker van of zij zich dat realiseerden. Enfin, de weg is vrij: Angela, we komen eraan!

Maar weer het weer….

Bekijk de afbeelding op ware grootteHet weer is in Nederland een communicatiedingetje. Ontelbare kennismakingen gaan gepaard met gekrakeel over wat onze luchten produceren. Die aanpak is misschien niet bijster creatief, maar zo’n gezamenlijke code is toch wel erg praktisch. Handige tip: verbind aan uw weersbeschouwingen een compliment over de kleding van uw gesprekspartner. “Wat goed dat je zulke zonnige kleding kiest, ondanks die sombere regenbuien”of “Dapper hoor, die waaghalzerij op torenhoge hakken, terwijl de ijzel ons nog om de oren slaat!” Succes verzekerd!

Er zijn ook mensen – die ik uit privacy overwegingen niet bij name wil noemen – die, nog liggend in bed, de dag beginnen met een hoopvolle check van de voorspellingen: zou de zon er nu eindelijk eens aan zitten te komen?! De informatie die via hun iPhone (hulde aan dat apparaat!) tot hen komt, maakt of breekt hun dag. Somberheid of zonnigheid voor de komende 16 wakende uren, al naar gelang de berichten van het mobiele netwerk. 

Mijn mobiel vertelde vanmorgen – en inderdaad: nog in de sponde – dat kou en wolken een terugtrekkende beweging hebben ingezet. Dat de zon en warmte vanaf woensdag in ons leven terugkeren. En nader onderzoek bij mijn vrienden van het KNMI lijkt zelfs aanwijzingen op te leveren voor een voorzichtige hittegolf vanaf het weekend.

Mijn hartje springt, mijn mondje zingt: de zomer komt eraan!

Gratis organisatieadvies mét schop onder de kont

Over de geneugten en de obstakels van de ondernemer

Een goede band met mijn klanten is van groot belang. Dat zegt iedere ondernemer. In hoeverre daar iets van terecht komt, valt altijd maar te bezien. Maar goed, voor mij is het oprecht van belang. Jammer dat de toevoeging van ‘oprecht’ nodig is om de feiten weer te geven.

Gisteren zat ik aan tafel met een opdrachtgever in het UMC St Radboud. We bespraken de inhoud voor de volgende nieuwsbrief, maar namen ook even de tijd voor het persoonlijke. En hij gaf me een schop onder m’n kont. Een broodnodige.

Schrijver dezes is namelijk een schijtluis, excusez le mot. Ik dank mijn bestaansrecht volledig aan mond-tot-mondreclame, want ik ben te bescheiden (lees: bang) om me op ‘koude acquisitie’ te storten. U kent dat wel: u wil net de dis eer aan doen en dan belt er een pensioen- of hypotheekadviseur die een product wil slijten. Heb ik een hekel aan. En wil ik anderen dus absoluut niet mee belasten.

De projectie van mijn eigen allergie op potentiële klanten zorgt er dan helaas wel voor dat ik misschien hele leuke klussen misloop. Bij opdrachtgevers die nu juist wél op een tekstschrijver zitten te wachten. Een schop was dus nodig. En die kreeg ik: dank daarvoor! Mijn klant opperde dat ‘licht opgewarmde acquisitie’ ook een mogelijkheid is. Nou ben ik niet dom, dus die optie was al eens in me opgekomen: gebruik maken van m’n netwerk en me daar niet alleen voor de gezelligheid laten zien. Maar zelfs daar ben ik te bescheiden voor. Nee, wás ik te bescheiden voor.

Ik ben ten slotte geen meiske dat aardige verhaaltjes kan schrijven. Ik lever goede teksten, kan meedenken over doel en vorm, ben ook buiten kantooruren bereikbaar (m’n telefoon ligt naast m’n bed) en werk samen met de klant lachend maar hard naar de deadline toe. Bescheidenheid siert de mens, maar diezelfde mens mag haar professionaliteit en karakter best laten zien. 

Met rode koontjes, maar ook wel trots op mijn enorme moed, heb ik dus net een mailtje opgesteld voor iemand die ik via via ken. En nog verzonden ook! De eerste winst is binnen: bevrijdend!

1-0

Voor voetbal loop ik niet warm. Het spijt me…. Toch zal ik de komende weken steeds vaker een oog op het WK werpen, want de sfeer, de saamhorigheid en stiekem ook wel de spanning doen me meer dan ik vroeger wilde toegeven. Maar wijsheid komt met de jaren, dus ik hoef mijn ware ik niet meer te verbergen. Ik zwijmel bij de oranje vlaggetjes die wapperen, m’n hart maakt een sprongetje bij het horen van Vuvuzela’s, m’n mond krult als jongetjes met rimpels en doorleefde koppen oerbrullend hun enthousiasme of teleurstelling ventileren. Ik WK mee!

Maar ik start langzaam op: de eerste wedstrijden zijn geheel aan me voorbij gegaan. Pas bij Nederland-Denemarken heb ik het scherm eer aan gedaan. Om er na een kleine tien minuten weer bij weg te lopen: te saai, te weinig leven in de brouwerij. Maar m’n lief zat zo eenzaam te kijken. Hij heeft daar geen last van – integendeel zelfs, misschien –  dus ik ben bij de tweede helft weer aangeschoven. Ook toen duurde het niet lang: moet je blij worden van een voorsprong van 1-0 als de bal  via het hoofd van een zwarte Deen (my kind of man) en via de rug van een bleke Deen in zullie eigen doel gaat? In oorlog en liefde is alles geoorloofd, maar in sport? Kweetutniet….

Straks maar weer efkes proberen. Nu gewoon aan het werk!

Aanstormend talent Floor appelt door

De verdeling van genetische componenten is zelden zo ongelijk als bij onze Floor het geval is. Ze lijkt in niets op mij. Als ik een mannetje was geweest, had ik ernstige verdenking gekoesterd tegen de postbode die 12 jaar geleden zijn ronde liep in onze wijk. Maar ik ben haar moeder: ik heb haar niet alleen gemaakt, maar ook laten verschijnen. Ook Ben hoeft niet te twijfelen over haar verwekker: dat kind van ons is een kopie van zijn eigen moeder.

Ik hou van Ben én van mijn schoonmoeder (ja, dat komt voor), maar toch zou ik zo graag iets in Floor zien wat ik herken. Zóver valt een appeltje toch niet naast de boom? Laat ons de schepper erbij halen. Diens zoon, die wél zijn vader na-appelde was de grondlegger van een boek. Ik ken het bepaald niet van haver tot gort – het geloof is niet echt ingedaald in mijn leven – maar de bijbel vermeldt ergens ‘zoekt en gij zult vinden’. Dat klopt: ik heb iets herkenbaars gevonden in Floor. Niet in haar uiterlijk, niet in haar karakter, maar wel in haar talenten. Want als je dít al produceert op je twaalfde ben je een geduchte concurrent van je bloedeigen moeder, die toch niet onverdienstelijk presteert met woordjes.

De tekst is ongecensureerd: Ipscript en haar klonen zijn voor transparantie en maken de verbeterpuntjes dus graag wereldkundig.

I proudly present the amazing Miss Floor:

Ik voelde het. Ik voelde het echt. Toen ik vanochtend wakker werd voelde ik het. Van mijn veren tot mijn kleine, beminelijke zwempootjes. Ik voelde het! Ik, slechts een simpele gans, voelde het. Eindelijk besteede god wat aandacht aan mij, ik voelde de warme zonnestralen neestrijken op mijn witte vleugels. Ik sierde het water in en wachte mijn ontbijt af. Er kwam geen ontbijt. ”Ach”, dacht ik, ”dit is vast een teken van god!” Ik at niet, dus zwom wat door het water. Het was zo fijn, in de zon. Zo warm, die eerste lente dag.

Ik besloot erop uit te gaan, en streek neer bij een boer. Ik sloop de koeienstal in. Het rook er muf en vies. De koeien stonden er niet bepaald vrolijk bij, dus vroeg ik ze ”Wat is er koetje?”. De koeien begonnen te schudden en hun uiers vlogen heen en weer. ”Dat”, begon de koe ”kan ik je niet vertellen”. Even was het stil. ”Maar”, begon de koe weer, ”maak alsjeblieft dat je wegkomt”. ”Waarom?” wilde ik nog vragen. Maar de koe was al weg. Ze gaf geen antwoord. Wat ik zag, was hevige paniek in haar ogen. Ze zag er zo bang uit, doodsbang. Ik mag dan wel een gans zijn, maar het kippenvel liep me toch over de rug.

En zo bleef ik daar, 3 dagen en 3 nachten. De koeien die niet meer praatte. De stal die muf en vies rook. De mest die niet was geruimd. Na nog eens 3 nachten en 3 dagen kwam de koe naar mij toe. Ze vroeg me wat ik hier nog deed. Ik antwoorde dat ik wilde weten waarom ik zoveel paniek in haar ogen kon aflezen, waarom ze zo bang waren. ”Gans, de mens leeft enkel nog voor geld” Ik merkte op dat er steeds meer koeien verdwenen. ”Maar beste koe,” begon ik weer, ”waar zijn al je vriendinnen heen?” De koe keek me treurig aan, ze sjokte weg en keek om. Ze leek te verstijven. ”Wat is er, lieve koe?” Ze antwoorde niet. ”Ah toe w..”

Ik kon mijn zin niet afmaken. Ik werd gegrepen door twee krachtige mannenhanden. Ze brachten me naar een ijzeren kooitje. Elke dag werd ik met een slangetje gevoerd. Mijn hok leek steeds kleiner te worden, maar dat was slechts doordat ik steeds dikker werd. Op een gegeven moment was ik te dik. Waarschijnlijk kon ik niet meer uit het ijzeren deurtje van het kooitje, want het dak van mijn kooi werd opengezaagt. Ik kon niet meer lopen, laat staan vliegen. Ik keek naar de stal waar ik die 6 dagen en 6 nachten had gezeten. Leeg. Geen één koe meer te bekennen. ”De mens leeft enkel nog voor geld”, ik voelde me misselijk worden.

Welk lot stond mij te wachten? Ik kon niet meer denken, ik was moe. TJAK. Auw, m’n nek! En nu lig ik hier. Of nee, mijn lever ligt hier. In vacuum verpakking. Ik zelf ben er niet meer. Ik had nog zo graag van het leven op aarde willen genieten. Maar de mens heeft mij het dierbaarste afgenomen, mijn leven. Ik voelde het..Nee, ik dácht dat ik het voelde….

Nothing to lose, everything to gain

Pim, Frits en Ida. Wie kent ze nog? Niemand hoop ik. De oubolligheid van de laatste twee namen was geheel in lijn met de inhoud van het boek. Daar was ruim 30 jaar geleden al niet door te komen. En ook van Pim had ik als 8-jarige de buik al geheel vol: hem kende ik al toen hij nog een koppeltje was met Wipneus. De klassikale lezing van deze obligate literatuur was telkens opnieuw een worsteling. Voor mij, maar ook voor Ivo, Stephan, Jeroen, Claudia, Ellen en al die anderen die een veel spannender leven leiden dan die stoffige kindertjes in voornoemde bestsellers. Het leestempo lag bovendien te laag. Ik spoedde me in het boek vooruit om de marteling maar zo snel mogelijk af te ronden, maar liep flink uit op het voordrachttempo van de anderen. En dan was het mijn beurt: of Ingeborgje het stokje maar over wilde nemen ? Ik had natuurlijk geen flauw benul waar ‘we’ waren, werd ik een beetje zenuwachtig van.

Na de leesles (mét leesmoeders, de voorloper van het opkomende fenomeen ’tutor’) mochten we een opstel schrijven. Over wat we later wilden worden. Met veelvuldig gebruik van de onmisbare ‘en toens’ en aan het eind van elke regel een komma (die ontdekte ik in de tweede klas, maar het was me niet geheel duidelijk waar dit wormvormig aanhangsel precies toe diende) pende ik neer dat ik schrijfster wilde worden. In een donkergroen schriftje dat lang in de vergetelheid opging, maar een paar jaar geleden weer boven water werd gebracht door mijn moeder, staat opgetekend wat ik NOOIT had moeten vergeten: ik wil schrijfster worden.

Uitvoerige en tijdrovende zelf-analyse heeft niet opgehelderd waarom ik na het VWO ongeveer alle beroepsvelden betrad en daarbij consequent en zeer doeltreffend om mijn droom heen voetbalde. Niet alleen Gods wegen zijn ondoorgrondelijk; ik kan er ook wat van! Met dank aan ongelooflijk veel mensen die steeds een trap tegen m’n achterwerk gaven, viel uiteindelijk het kwartje. Ik kán schrijven, dus ik ga schrijven! Sinds mijn 38e (wijsheid komt met vele jaren) bestaat mijn leven uit tekst, tekst en tekst. En ik verdien er nog m’n brood mee ook! Jammer dat ik rond diezelfde tijd besloot dat mijn lijf wel wat dunner en strakker mocht, dus die boterhammen verdwijnen hoofdzakelijk in mijn groeispurtende gezinsleden.

De schoppen tegen mijn achterwerk (toen nog een wijdverbreid gebied) deden uiteindelijk van voren de ogen openploppen. Maar je hebt schrijven en schrijven. Variant één vult inmiddels een werkweek: 40 uur in de week praat ik in opdracht met mensen om vervolgens hun verhaal in een mooi vaatje te gieten. Daar word ik heel blij van. Maar ondertussen broeit variant twee onverminderd voort in mijn binnenste: een boek schrijven. Gelukkig weten mensen om me heen mijn derriere nog steeds te raken, al is die aanzienlijk geslonken. Dus bij tijd en wijle heb ik genoeg lef om een poging te wagen en een aantal pagina’s bij elkaar te verzinnen. Die parkeer ik dan ergens in de computer, om ze nooit meer terug te vinden. Er circuleren nu drie premature boeken ergens in al mijn bestanden. Het kostte een stief kwartierke, maar ik heb er twee teruggevonden. De derde zal waarschijnlijk voor eeuwig zoek zijn met mijn eigenaardige manier van ‘opslaan’: één concept heet ‘doc 1’. Sterke titel, zou niemand opkomen. Ik dus ook niet (meer). Puur toeval dat ik er weer op stuitte.

Anyway ‘doc 1’ en zijn broertje ‘weg’ gaan binnenkort samensmelten tot het magistrale begin van mijn magnum opus.

Of iemand er na de afronding ooit nog wat van hoort, valt te betwijfelen. Maar het zál geschreven worden, want mijn held Waylon (die gewoon Willem heet) zond mij de boodschap: you’ve got nothing to lose, you’ve got everything to gain!

Mijn roomblank kind

De deur van haar kamer staat open. Door de opening zie ik haar zitten, met de rug naar me toe. Kaarsrechte schouders, haar huid glad, zacht en roomblank onder de spaghettibandjes van haar hemdje. Blond haar dat met zoveel zorg en inzet stijl wordt gehouden, golft in weerwil van al haar pogingen, tot haar onderste nekwervel. Met rechte rug leunt ze licht naar voren.

In de spiegel zie ik haar gezicht.  De felblauwe ogen hebben een zwart randje, de lippen zijn ongestift tóch dieprood, een rossige gloed op haar wangen, de wenkbrauwen zorgvuldig aangezet.

Ze lijkt al zoveel ouder dan haar twaalf jaar, van buiten maar ook van binnen. En toch, zoals ze daar naar zichzelf zit te kijken, zie je dat haar leven nog maar net begonnen is. De expressiviteit, de impulsiviteit barsten door de sereniteit waarin ze zich nu, heel even, bevindt. Als in een waas zie ik haar veranderen, de jaren snellen voorbij. Niet langer zie ik de prille puber, maar een 70-jarige vrouw. Wat levervlekjes op haar wangen, zachte lijntjes in haar gezicht. Maar de ogen nog fel, de lippen onverminderd rood. Want ze lijkt als twee druppels water op haar oma van vaders zijde. Ook zij is nog altijd mooi, al is de uitbundigheid wat afgezwakt door de wijze lessen van voorbije jaren.

Dat meisje in de spiegel is zoveel mooier, zoveel aanweziger dan haar moeder ooit geweest is. Ze ziet me kijken nu, en lacht haar bulderende lach: “In je neus heb je altijd kippenvel zie ik net!”

Mijn kind….